Aardwetenschappen aan de Vrije Universiteit 1960-2001 - pagina 54

De gekozen benadering bood studenten potentieel de mogelijkheid om op

basis van een succesvol afgeronde studie twee doctoraaldiploma's, zowel in

de geologie als in de fysische geografie, te behalen. Dat gold allereerst voor

de sectoren hydrologie-hydrogeologie en Kwartairgeologie-laaglandgenese,

waarin de opleidingsprogramma's voor geologen en fysisch geografen (vrij-

wel) identiek waren. Daarmee zouden de VSF een ongewenste diploma-infla-

tie riskeren Om dat te vermijden werd in de praktijk de volgende gedragslijn

gevolgd. Als regel werd aangehouden dat studenten na de afronding van het

(uniforme) propedeuseprogramma de bul ontvingen van de opleiding (geolo-

gie respectievelijk fysische geografie) waarvoor zij zich oorspronkelijk had

den ingeschreven. Op een propedeusebul geologie volgde een doctoraalbul

geologie, op een propedeusebul fysische geografie een doctoraalbul fysische

geografie. Tegelijkertijd werden studenten in de gelegenheid gesteld om, per

aangetekend schrijven, m de loop van het I' studiejaar te opteren voor een

propedeusebul die afweek van hun oorspronkelijke inschrijving als student

geologie respectievelijk fysische geografie '\/an die mogelijkheid werd op

beperkte schaal gebruik gemaakt Van studenten die na het behalen van het

doctoraalexamen in de geologie respectievelijk de fysische geografie ook de

andere bul wensten te verwerven werd door de examencommissie een extra

studieinspanning van in het algemeen omstreeks I jaar geëist. Dat gold ook

voor afgestudeerde geologen, zowel van de VU als van elders, die alsnog de

lesbevoegdheid aardrijkskunde, waarvoor het doctoraaldiploma fysische geo-

grafie noodzakelijk was, wensten te verwerven In die laatste gevallen hadden

de aanvullende eisen vooral betrekking op het bijspijkeren van het onderdeel

sociale geografie en van de kennis met betrekking tot de Kwartairgeologie,

de geomorfologie en bodemkunde van Nederland.

De herprogrammeringscommissie ontwerpt een model voor de basisopleiding dat

uitgaat van een differentiatie in 3 richtingen binnen het 2' studiejaar, volgend op

de gemeenschappelijke propedeuse Richting I bereidt daarbij voor op nadere spe-

cialisatie in de sectoren paleontologie-stratigrafie, ertskunde-petrologie maar ook

hydrogeologie. Richting II prepareert voor zowel de Kwartairgeologie-laaglandge-

nese als voor de hydrologie-hydrogeologie, terwijl richting III (met een veldvariant,

een theoretische variant en een verregaand vrije keuze variant) bedoeld is voor

studenten die een meer algemene opleiding aardwetenschappen prefereren".

Deelname aan diverse, vanuit de specialisatierichtingen verzorgde, veldcursussen

m de voorzomer van het 2e studiejaar moet studenten in de gelegenheid stellen

een verantwoorde definitieve keuze te maken voor hun uiteindelijke specialisatie m

de voortgezette opleiding.

De door de herprogrammeringscommissie voorgestelde aanpak wordt binnen de

VSF vooral gedragen door de sectoren hydrologie-hydrogeologie en Kwartair-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen