Aardwetenschappen aan de Vrije Universiteit 1960-2001 - pagina 220
kunnen spelen. Dat betekent een verwachtingspatroon van extra facultaire facilite-
rlng, maar ook de universiteit zal in de buidel tasten middels extra steunverlening
vanuit het Universitair Stimuleringsfonds. Daarbij zal gelden dat slechts die onder-
zoeksgroepen voor USF-steun in aanmerking komen die een prominente rol kun-
nen spelen in een onderzoeksschool die voor opname in het Snellius-programma
in aanmerking komt: zij moeten een toonaangevende rol kunnen spelen in een
toonaangevende onderzoeksschool.
Begin november worden deze uitgangspunten aan de faculteiten voorgelegd. Vóór
1 februari 1991 moeten de facultaire voorstellen bij het CvB liggen. Er dienen op
korte termijn belangrijke beslissingen te worden genomen. Maar binnen de FdA er
is op dat moment geen sprake van een uitgekristalliseerd facultair onderzoeks-
beleid. In hoofdstuk 4 is beschreven dat het facultaire onderzoek in feite steeds de
optelsom is geweest van het onderzoeksbeleid van individuele vakgroepen en leer-
stoelen. De roep om meer gemeenschappelijkheid is in de late jaren tachtig welis-
waar toegenomen maar heeft tot weinig concrete resultaten geleid. Laat in 1989 is,
conform de WWO, een vaste commissie voor de wetenschapsbeoefening (VCW)
geïnstalleerd met als opdracht (er zal om bij te blijven in de onmiskenbaar optre-
dende schaalvergroting op onderzoeksgebied toch iets moeten gebeuren) onder
andere het opstellen van een advies over het te voeren facultaire wetenschaps-
beleid. Decaan Levelt heeft geaarzeld over de benoeming van de ambitieuze nieuwe
hoogleraar Cloetingh, die de nodige speelruimte vraagt, als voorzitter van de VCW.
Maar uit verschillende hoeken van de faculteit krijgt hij positieve signalen over de
mogelijkheden om met solide nieuwe bezems schoon te vegen. In de loop van
1990 ontwikkelt zich binnen de VCW het beeld dat het facultaire onderzoek zich in
twee hoofdstromen zou moeten concentreren: a) Veranderende Aardsystemen en
b) Mariene Aardwetenschappen (inclusief lithosfeer en bekkens). Wat de praktische
consequenties van die benadering zouden kunnen of moeten zijn is in het vroege
najaar van 1990 niet helder. Er wordt wel gespeeld met de gedachte om binnen de
faculteit te komen tot één onderzoeksschool Aardwetenschappen. Maar de kwanti-
tatieve criteria van de Adviescommissie Onderzoeksscholen en de stellmgname van
het CvB maken duidelijk dat samenwerking met andere instellingen hoe dan ook
geboden is. Daarmee wordt de vanzelfsprekendheid van grootschalige interne
samenwerking tegelijkertijd gerelativeerd. Bij het ontbreken van een feitelijk geïn-
tegreerd onderzoeksbeleid en gezien de tijdsdruk kan het faculteitsbestuur moei-
lijk anders dan, in een schrijven van 9 november 1990, de individuele vakgroepen
vragen hun voornemens kenbaar te maken omtrent participatie in onderzoeksgroe-
pen en onderzoeksscholen. In de vergadering van de faculteitsraad van 14 novem-
ber wordt er voor gepleit de ontwikkeling in de breedte binnen de faculteit niet op
het spel te zetten en als bestuur desnoods dirigistisch op te treden. Maar de dyna-
miek zal, zoals zo vaak, bepaald worden door de vakgroepen. Tussen november
1990 en januari 1991 speelt zich binnen de aardwetenschappen, intern maar ook
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's