Aardwetenschappen aan de Vrije Universiteit 1960-2001 - pagina 59
re ontwikkelingsorganisatie NUFFIC, een petrologisch georiënteerd karteringspro-
ject m Tanzania aangevangen. Daarin participeerden de EPM groepen van UvA en
VU. Beide projecten waren tot stand gekomen op initiatief van enkele individuele
leden van de wetenschappelijke staf, een situatie die m die fase overigens gebrui-
kelijk was maar die al spoedig tot wildgroei dreigde te leiden. Bij de opzet van
beide projecten hebben ideële motieven ongetwijfeld een rol gespeeld Maar ande-
re elementen, zoals het avontuur van het werken m exotische derde wereld landen,
hebben zeker ook hun aantrekkingskracht gehad. Bovendien creëerden de betrok-
ken initiatiefnemers, mede dankzij de ruimhartige externe financiering die al spoe-
dig beschikbaar kwam, met deze projecten een eigen speelveld waarop zij in de
praktijk, ondanks de universitaire bestuurshervorming, vrijwel ongecontroleerd
konden opereren. Zo trad bijvoorbeeld Wiggers, hoewel zijn vakgroep op geen
enkele wijze bij het project betrokken was, op als de Nederlandse projectverant-
woordelijke voor het Serayu Valley project. Binnen die vakgroep, die formeel de
taken van haar leden regelde, bestond er jarenlang vrijwel geen enkel concreet
inzicht m de achtergrond van de frequente bezoeken van de vakgroepvoorzitter
aan Yogyakarta. Het Tanzania-project werd anderzijds juist doorgezet tegen de zin
van de betrokken hoogleraren/vakgroepvoorzitters, Uytenbogaardt (VU) en De
Roever (UvA), in.
De wens tot regulering van het ondoorzichtige spectrum van veelal versnipperde
activiteiten op het terrein van de ontwikkelingssamenwerking leidde in het voorjaar
van 1976 tot een door de universiteitsraad vastgesteld beleidsplan. Waar de indruk
bestond dat in meerdere gevallen projecten onvoldoende waren ingegeven door de
belangen van partners m ontwikkelingslanden, werden m deze nota ook inhoude-
lijke criteria gegeven In overeenstemming met het regeringsbeleid werden als doel
van ontwikkelingssamenwerking aangemerkt a) bevordering van de sociaal-econo-
mische ontwikkeling van het ontwikkelingsland, met speciale aandacht voor de
positie van de allerarmsten en b) bevordering van de onafhankelijkheid van het
ontwikkelingsland Tevens werd gekozen voor een bijdrage over een langere ter-
mijn, waarbij een multidisciplinaire benadering en coördinatie van de universitaire
bijdrage het uitgangspunt vormden. In concreto leidde dit er toe dat de VU, in aan-
sluiting op het inmiddels door NUFFIC vastgestelde beleid, besloot te kiezen voor
raamovereenkomsten met enkele geselecteerde partners waarmee een samenwer-
kingsverband voor langere termijn zou moeten worden aangegaan. De keuze viel
daarbij enerzijds op de Gadjah Mada Universiteit m Yogyakarta, waarmee reeds
een relatie was opgebouwd Daarnaast werd een overeenkomst aangegaan met de
universiteit van Botswana, Lesotho en Swaziland (UBLS) Velen binnen de VU had-
den m verband met het apartheidsregime m Zuid-Afrika grote bezwaren tegen het
voortzetten van de lang bestaande relatie met de universiteit van Potchefstroom.
Met de keuze voor een samenwerkingsverband met UBLS (die later uiteen zou val-
len m afzonderlijke nationale universiteiten) werd een signaal afgegeven omtrent
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's
![Aardwetenschappen aan de Vrije Universiteit 1960-2001 - pagina 59](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/publicaties-vu-geschiedenis/aardwetenschappen-aan-de-vrije-universiteit-1960-2001/2005/01/01/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 2005
Publicaties VU-geschiedenis | 268 Pagina's