GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een handvol filosofen - pagina 236

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een handvol filosofen - pagina 236

Geschiedenis van de filosofiebeoefening aan de Vrije Universiteit in Amsterdam van 1880 tot 2012

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

232 V B Filosofen van de systematische vakken

derwijs zou geven in de 'ethiek der opvoedt:unde'.'^ W a t T r o o s t o p zijn colleges be-

handelde was echter, naast de geschiedenis van de ethiek, vooral zijn praxeologie die

een bepaalde uitwerking bevatte van de calvinistische wijsbegeerte. Aan de ethiek

van het pedagogisch en agogisch handelen besteedde hij geen aandacht. Deze taak

liet hij aan Valenkamp over, wiens collegeklapper hij van een sympathiek en kritisch

filosofisch commentaar had voorzien.^' In het kader van zijn filosofische praxeolo-

gie paste het volgens hem niet om op ethische vraagstukken van het pedagogisch en

agogisch handelen in te gaan. O m d a t de ethiek een beperkte taak had en hij geen

deskundige was o p het terrein van de pedagogiek en andragogiek, was hij niet bereid

om die vraagstukken te behandelen.

De kritiek van de pedagogiekstudenten op het onderwijs van Troost leidde in 1973

tot een conflict. De belangrijkste aanleiding voor dit conflict was dat Troost onder de

naam sociale ethiek een stof behandelde die volgens hen aan deze naam geen recht

deed. De toespitsing en verharding van het conflict werden in overwegende mate be-

paald door ideologische tegensteUingen. De actievoerders onder de studenten die

waren georganiseerd in de faculteitsvereniging Hilaritas, waren in sterke mate neo-

marxistisch georiënteerd. Zij waren vrij talrijk en vormden de harde en dominante

kern van het revolutionaire studentenprotest. Met een tamelijk grote aanhang van

meelopers hadden zij in de subfaculteitsraad een disproportioneel grote invloed.

Disproportioneel, omdat verscheidene docenten in de raad regelmatig toegaven aan

de eisen van de studenten.

De door de studenten georganiseerde acties groeiden uit tot een campagne tegen

het christelijk onderwijs dat Troost gaf, en zij hadden maar één doel: zijn onderwijs

marginaliseren. De tegen hem gevoerde hetze liet Troost niet onberoerd. Gesprek-

ken met het subfaculteitsbesmur en met de studenten brachten hem er in 1974 toe om

zijn colleges en de tentamenliteratuur aan hun wensen aan te passen. Deze concessies

betekenden voor de studenten een overwinning en een stimulans om meer concessies

af te dwingen. Uiteindelijk streefden zij naar een marxististisch georiënteerde ethiek.

Een groep actievoerende studenten schreef in 1974 de nota Strategie en organisatie,

die in de subfaculteit werd verspreid en waarin zij hun 'polariserende taktieken' ken-

baar maakten: het verstoren van de colleges door het uitlokken van discussies en het

boycotten van colleges en tentamens, zodat er een schandaal zou ontstaan en Troost

op een negatieve manier in de publiciteit zou komen. Aan het eind van de nota schre-

ven de studenten dat zij de competentie van Troost als docent in de subfaculteit ter

discussie wilden stellen en dat de subfaculteit formatie moest vrijmaken voor een an-

dere docent voor ethiek.'

Een groot aantal studenten ging over tot een boycot van het tentamen ethiek. Ook

maakten velen geen gebruik van de herkansingen. Hoewel ethiek een verplicht vak

was voor het kandidaatsexamen pedagogiek, nam de subfaculteitsraad op 7 februari

98 In de brief van de curatoren aan het college van directeuren (2 mei 1967), waarin Troost werd voorgedragen

ter benoeming tot gewoon hoogleraar in de Subfaculteit der Opvoedkunde, werd expliciet gesteld dat hij werd

benoemd 'voor het onderwijs in de ethiek der opvoedkunde'. In een gezamenlijke brief (2 januari 1967) aan het

college van curatoren hadden de besturen van de economische faculteit, de sociale faculteit en de cii in verband

met de taak van Troost geschreven: 'Voor de studie van de opvoedkunde is het van dwingend belang, dat de stu-

denten geconfronteerd worden met het normatieve denken, zowel uit historisch oogpunt als gelet op de actuele

problemen'. Brieven in Troost Personeelsdossier, 1984-353.

99 Zie A. Troost en M. Valenkamp, Collegestof ethiek voor pedagogen en andragogen (i974-r97)), in archief

Troost, doos iS.

looZie nota Strategie en organisatie, in arcliief senaat/college van decanen. Kwestie Troost, dossier i.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's

Een handvol filosofen - pagina 236

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's