GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een handvol filosofen - pagina 82

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een handvol filosofen - pagina 82

Geschiedenis van de filosofiebeoefening aan de Vrije Universiteit in Amsterdam van 1880 tot 2012

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

/S / / Nieuwe filosofische uitdagingen (1918-1940)

stellung", der "phanomenologische Schau" heeft mogelijk gemaakt. Telkens weer

waarschuwt hij tegen hoogdravende programma's, die niet tot uitvoering komen,

en maant tot de zakelijke arbeid in het bonte veld der zuivere " p h a e n o m e n e n " ' . "

In 1923 promoveerde hij aan de Vrije Universiteit bij prof.dr. R . H . Woltjer op het

proefschrift Kritische Studiën überphilologische Methode. In dit boek bleef hij vast-

h o u d e n aan het kentheoretische inzicht, dat een wetenschapper met zijn kennend

bewustzijn, begrippen en theorieën zich richt op en aansluit bij de eigen structuur

van het te onderzoeken object. Beïnvloed door het descriptieve 'realisme' van de fe-

nomenologie van Husserl, wilde Pos in dit boek ook recht doen aan het unieke van

het concreet-empirisch gegevene.

Elk object van wetenschap impliceert een verwijzing naar iets in de gegeven werke-

lijkheid, iets van ontische aard (de Sache selbst) dat onbetwijfelbaar en onvervang-

baar is. Het onverbrekelijke verband tussen het kennend subject en het object, tussen

denken en zijn, brengt met zich mee dat de kentheorie niet zonder ontologie kan

worden beoefend, ja dat de ontologie volgens strenge Sachlichkeit voorafgaat aan de

kentheorie.**

In zijn filologische methode of de methode van het interpreteren van teksten ging

het Pos erom, dat de structuur van een concrete tekst een eigen (niet-natuurweten-

schappelijke) methode van onderzoek vereist. Hij wilde de structuur van een tekst in

relatie tot de schrijver en de uitlegger op zo'n manier beschrijven, dat de tekst in haar

volheid en rijkdom tot 'aanschouwing' werd gebracht en inzichtelijk werd gemaakt.

Ook in zijn inaugurele rede van 1924 stelde hij dat het uitgangspunt voor de taalweten-

schapper de historisch bepaalde subjectiviteit was, zowel van de taalwetenschapper als

van de taalgebruikers. En de werkzaamheid van deze meervoudige subjectiviteit speel-

de zich af in de context van een bepaalde culturele collectiviteit of gemeenschap. De

begrippen die een taalwetenschapper gebruikte, moesten dus 'wel in het ontische een

zeker correlaat hebben'.*'

Mede onder invloed van Husserl distantieerde Pos zich meer en meer van de neo-

kantiaanse kentheorie en geesteswetenschappelijke methode. In zijn eerste proef-

schrift had hij al kritiek geuit op een eenzijdige transcendentale subjectiviteit die be-

paalde kenvormen oplegt aan het te onderzoeken object. Ook de structuur van het

object was volgens hem medebepalend voor het verkrijgen van kennis. In zijn tweede

proefschrift en in zijn inaugurele rede werkte hij het inzicht uit, dat de transcenden-

tale subjectiviteit niet alleen door het object wordt gerelativeerd, maar ook door de

empirische subjectivitieit van de taalwetenschapper en taalgebruikers.*''

Kort na zijn tweede promotie volgde P o s ' benoeming tot hoogleraar. Zijn weten-

schappelijke aanleg, denkkracht en prestaties waren boven twijfel verheven. In zijn

proefschriften had hij echter met geen w o o r d blijk gegeven van enige relatie tussen

zijn filosofisch onderzoek en de calvinistische levensbeschouwing. T o c h noemde

hij zich in het w o o r d vooraf van zijn tweede proefschrift een leerling van Geesink

en merkte hij vervolgens op dat het zijn streven was 'het kritische der wijsgeren met

het realisme der calvinisten te doen samengaan'. Uit een brief aan zijn vriend Le

21 Brief van Pos aan Le Cointre van 18 november 1922, in Harinck en Y^\k,Jeugdbneven.

22 Pos, Kritische Studiën, pp. vii-ix, 46. Voor een korte analyse van Pos' eerste en tweede proefschrift, zie Aler

en Kuypers, 'Inleiding', in Keur uit de verspreide geschriften van dr. HJ. Pos, pp. i i - i é .

23 Pos, Algemeene taalwetenschap, p. 21.

24 Zie J^os, Algemeene taalwetenschap, pp. 32-35. Ook Derkx, H.J. Pos, p. 205.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's

Een handvol filosofen - pagina 82

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's