Een handvol filosofen - pagina 19
Geschiedenis van de filosofiebeoefening aan de Vrije Universiteit in Amsterdam van 1880 tot 2012
I Fragiel begin (i880-1918)
I Wapens van de wetenschap
Op de avond voorafgaande aan de officiële opening van de Vrije Universiteit sprak
de pasbenoemde hoogleraar in de theologie en filosofie, dr. Ph.J. Hoedemaker, in de
Nieuwe Kerk in Amsterdam de Wijdingsrede uit. Het was dinsdagavond 19 oktober
1880. De kerk was stijlvol ingericht - een deel was afgesloten met rood-paars fluwe-
len gordijnen en in het koor was een podium gebouwd met grijs tapijt en daarop een
katheder. In de kille maar overvolle kerk heerste een ernstige stemming.'
Hoedemaker sprak over de 'wapenen der wetenschap' die grotendeels in handen
waren van de vijand. Met de stichting van de Vrije Universiteit zou een kleine groep
orthodoxe calvinisten haar eigen wapens smeden en met die vijand de strijd aanbin-
den.^ Forse taal die bedoeld was om aan te geven dat de theologie, filosofie en andere
wetenschappen in het negentiende-eeuwse Europa werden gedomineerd door de in-
vloed van verlichtingsfilosofen. Velen van hen gingen uit van de autonomie en zelfge-
noegzaamheid van de menselijke rede. Indien deze filosofen de christelijke godsdienst
al niet buiten de filosofie hielden, dan kreeg zij slechts een marginale plaats toegewe-
zen. Tegen die historisch-filosofische achtergrond bekritiseerde Hoedemaker David
F. Strauss die had gesteld dat geloof en wetenschap onverenigbaar waren, en Friedrich
D.E. Schleiermacher die de theologie als wetenschap had verdedigd zonder te erken-
nen dat zij behoorde te buigen voor het gezag van Jezus Christus.'
De filosofische discussie ging ten tijde van de stichting van de Vrije Universiteit
onder anderen over Immanuel Kant, die in zijn Kntik der reinen Vernunft (1781) de
voorwaarden en grenzen van theoretisch kennen had onderzocht en alle metafysi-
sche speculaties een halt had toegeroepen. Volgens hem overschreden metafysische
redeneringen over het wel of niet bestaan van God, de onsterfelijkheid van de ziel
en de geldigheid van de moraal de grenzen van de wetenschap. Indien zulke rede-
neringen mogelijk waren, dan moesten zij uit een andere, niet-theoretische kenbron
voortkomen. Op die manier had Kant wetenschap en religie van elkaar gescheiden.
Na hem had Georg W.F. Hegel een filosofie ontwikkeld waarin het denken werd
beschouwd als een omvattende en scheppende kracht die in de wereld werkzaam
was en die door de wereldgeschiedenis heen zichzelf zou realiseren. In zijn filosofie
was plaats voor de godsdienst die hij beschouwde als redelijk aanvaardbaar en ver-
dedigbaar.
1 Zie Roelink, Vijfenzeventig jaar Vrije Universiteit^ pp. 60-61, ^G.
2 Hoedemaker, W!;(/j«gsret;ie, pp 17,19.
3 Hoedemaker, Wijdingsrede, pp. 5-7
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013
Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013
Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's