GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een handvol filosofen - pagina 267

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een handvol filosofen - pagina 267

Geschiedenis van de filosofiebeoefening aan de Vrije Universiteit in Amsterdam van 1880 tot 2012

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

4 J. van der Hoeven: filosoof van het open gesprek 263

Aan het eind van zijn rede concludeerde Van der Hoeven dat Jaspers en Popper

- ondanks hun bijdragen aan de filosofische discussie van hun tijd - niet waren geko-

men tot een optimale openheid van de discussie. Zoals Jaspers zijn geloof in de rede

en uiteindelijk het daarachter liggende 'Bewusstsein überhaupt' niet prijsgaf, zo hield

Popper vast aan zijn 'faith in reason'. Van der Hoeven besloot zijn rede met de woor-

den dat hij 'optredend aan de Vrije Universiteit' het zijn taak achtte 'bij beide denkers

de innerlijke belemmering voor de nagestreefde optimale openheid van communica-

tie en discussie te signaleren'. Geloof in de 'rede', in allerlei varianten, veroorzaakte

volgens hem blinde vlekken, primair voor de 'laatste, omvattende Waarheid, maar

per consequentie ook voor de eigen, specifieke, universaliteit van de "redelijkheid",

voor haar innerlijke transparantie en gezonde betrekkelijkheid'.'*'

Van der H o e v e n had gesproken over een optimale openheid van communicatie, kri-

tisch gereflecteerd op het geloof in de rede en gerefereerd aan de laatste en omvat-

tende Waarheid. H e t k o n niet uitblijven dat hij o o k zijn licht zou doen schijnen over

de universiteit waaraan hij werkzaam was. Dat gebeurde dan ook en wel in twee re-

devoeringen. D e eerste rede hield Van der Hoeven in 1968 op een door de senaat

georganiseerd congres over de toekomst van de Vrije Universiteit. D e tweede rede

sprak hij uit bij de viering van de dies natalis van de universiteit in 1981.

O p het congres in 1968 opende Van der H o e v e n zijn rede, Het christelijke in de

Vrije Universiteit, met de w o o r d e n : 'Wij staan in de vraag-houding'.''^ Wat verschei-

dene aanwezigen zich later nog van zijn rede k o n d e n herinneren, was in elk geval

deze zin. Zij waren waarschijnlijk vergeten dat hij er meteen aan had toegevoegd:

' - voorzover we die positie al weer niet voorbij zijn'. Met het 'voorbij zijn van de

vraaghouding' bedoelde hij dat bij velen een verandering van visie op het verleden

van de Vrije Universiteit onmiskenbaar was. Hij wilde kritisch bij het verleden aan-

sluiten, maar nam afstand van de gedachte dat het 'christelijke' in de Vrije Universi-

teit als instelling was geïncorporeerd. Van de opvatting dat de Vrije Universiteit een

feitelijke consolidatie van de verzuiling was, wilde hij ook niets weten. Hij wilde de

Vrije Universiteit typeren als een teken 'van het gelóóf in Christus' overwinning'.

De universiteit-als-teken moest naar die overwinning verwijzen, en dit verwijzen

was 'een hoogst dynamische zaak, waarin veel gebeurt, loskomt, openspringt'.''^

Dat dynamische ais een 'overmachtige, uniek-heilzame en hoogst veelzijdige stuw-

kracht' was volgens Van der Hoeven ook kenmerkend voor het scheppingsgeloof -

het geloof dat de creatuurlijkheid van de wereld en van het menselijk zijn in deze we-

reld erkent. Zonder de calvinistische wijsbegeerte openlijk te bekritiseren, stelde hij

vervolgens dat het scheppingsgeloof in eerste instantie geen betrekking heeft op 'or-

deningen'. Maar in en door de alomvattende stuwkracht van het scheppingsgeloof

dringt de vraag zich op waarheen het werken aan de Vrije Universiteit verwijst. Vol-

gens Van der Hoeven kon het antwoord op deze vraag niet liggen in een grondslag

die zou moeten functioneren als een 'wet' of een 'afdoende garantie', zelfs niet als een

'inspiratie'. De grondslag van de universiteit kon slechts bedoeld zijn en ervaren

worden als een 'normatief ^p/)è/, een appèl tot bevrijdende betrekking van alle ... we-

tenschappelijk werk op de Waarheid die vrij maakt'. Dit appèl zou in de beoefening

41 Van der Hoeven, O/) t/e ires, p. 17.

42 Van der Hoeven, Het christelijke in de Vrije Universiteit^ p. i.

43 Van der Hoeven, Het christelijke in de Vrije Universiteit, pp. 9-10.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's

Een handvol filosofen - pagina 267

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's