GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een handvol filosofen - pagina 101

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een handvol filosofen - pagina 101

Geschiedenis van de filosofiebeoefening aan de Vrije Universiteit in Amsterdam van 1880 tot 2012

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

J D.H.Th. Vollenhoven: filosoof van gereformeerde beginselen ^y

Janse was al tot het inzicht gekomen dat de Griekse opvatting van een onsterfelijke

ziel en een sterfelijk lichaam - als twee elkaar aanvullende substanties - in de Bijbel

niet te vinden was. Waar in de Bijbel over 'levende ziel' werd gesproken, ging het vol-

gens hem om de mens als levend wezen. Zijn stelhng was: de mens heeft geen ziel,

maar is een ziel. Zo kwam hij tot het inzicht dat de mens een eenheid is, met een li-

chaam en een ziel als twee kanten van het mens-zijn. Beide zijn sterfelijk, maar hij

sprak nog wel van de menselijke geest als het levensbeginsel dat van God afkomstig is

en dat de mens tot een levende ziel maakt. Met het onderscheid tussen de mens als le-

vende ziel en het levensbeginsel van de geest wilde Janse niet een nieuw dualisme in-

troduceren. Hij wilde slechts laten ziet dat de mens als levende ziel het levensbeginsel

als een goddelijke gave heeft ontvangen - een mysterie, verstandelijk niet te vatten,

slechts in geloof te aanvaarden.*'

Ook Vollenhoven verwierp het scholastieke dualisme van een sterfelijk lichaam en

een onsterfelijke ziel. Over de geest als een aparte factor sprak hij niet, maar Janse

had hem wel bemvloed in zijn visie op het lichaam als een gestructureerd geheel van

fysieke en mentale functies, en de ziel als 'binnenkant'of 'beginsel' dat richting geeft

aan deze functies.*' Evenals Janse zou hij later ook spreken over de mens als een le-

vende ziel, maar hij bleef toch vasthouden aan een zekere dualiteit tussen lichaam en

ziel. Volgens hem werd met het sterven de samenhang van de mens met zijn omge-

ving en de levenseenheid verbroken. Het sterven van christenen ging echter met een

zegen gepaard; terwijl het lichaam wordt begraven, 'woont hun ziel ... bij hun Heer

in'. Het lichaam zou later volgen; als een graankorrel in de aarde zou het lichaam,

'daar het in verband staat met den Heiligen Geest, als een "geestelijk lichaam" wor-

den opgewekt'. Alsof het spreken over het geestelijk lichaam voor iedereen duidelijk

zou zijn en geen mysterie zou bevatten, schreef Vollenhoven met een zekere arge-

loosheid dat hij de woorden lichaam en geestelijk zo gebruikte 'dat er in hun verbin-

ding niets tegenstrijdigs ligt'.**

In 1926 werd Vollenhoven aan de Vrije Universiteit benoemd tot hoogleraar filoso-

fie in de Faculteit der Letteren en Wijsbegeerte. In oktober van hetzelfde jaar, enkele

weken na zijn verhuizing naar de i"^" Constantijn Huygenstraat 38 in A m s t e r d a m -

West, aanvaardde hij zijn ambt met het uitspreken van de inaugurele rede Logos en

ratio. De uitgegeven tekst van zesenzestig dichtgedrukte bladzijden zal hij onge-

twijfeld in verkorte v o r m hebben uitgesproken, maar o o k ingekort zal de inhoud

van zijn rede voor de meeste toehoorders onbegrijpelijk zijn geweest. Hij trok diepe

voren d o o r de geschiedenis van de filosofie, van H o m e r u s tot Husserl, en maakte re-

gelmatig korte opmerkingen over zijn eigen kentheoretische inzichten - zó kort dat

die opmerkingen iets van een geheimtaal hadden.

Hij bleek goed op de hoogte van de literatuur en de stand van het onderzoek in

verscheidene vakwetenschappen - wetenschappen die verschillende werkelijkheids-

terreinen of 'wetssferen' bestuderen, die hij ontologisch van elkaar onderscheidde.

Zo besteedde hij met name aandacht aan het menselijk kennen of de menselijke lo-

gos die hij tot de logische wetssfeer rekende. H e t logische is kenmerkend voor de

kennende mens die een object bestudeert dat zelf niet van logische aard is, maar tot

86 Zie Stellingwerff, Vollenhoven, pp. éo-63. O o k Van der Walt, Antheunis Janse, pp. 16-20

87 Een uitgebreide uiteenzetting van de verhouding lichaam en ziel bij Janse en Vollenhoven, m Tol, Philosophy

in the Making, pp. 231-263.

88 VoWenhoyen, Het calvinisme,-pp 44-45.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's

Een handvol filosofen - pagina 101

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's