GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een handvol filosofen - pagina 403

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een handvol filosofen - pagina 403

Geschiedenis van de filosofiebeoefening aan de Vrije Universiteit in Amsterdam van 1880 tot 2012

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

II Th. de Boer: systematisch en poëtisch filosoof 399

aan bij de kritiek die Van Peursen dertig jaar eerder had geuit, maar zijn kritiek was

fundamenteler.

Het grondmotief van zijn calvinistische wijsbegeerte had Dooyeweerd als volgt

geformuleerd: schepping, zondeval en verlossing door Jezus Christus in de gemeen-

schap van de Heilige Geest. De Boers eerste kritische reactie w^as dat men van de 'ver-

lossing door Jezus Christus in de gemeenschap van de Heilige Geest' nog wel kon

zeggen dat het om een motief of drijfkracht ging, maar van de schepping (zonder in-

houdelijke bepahng van wat zij betekent) was hem dat niet duidelijk en van de zon-

deval helemaal niet.'J

Wanneer Dooyeweerd zijn religieus grondmotief verduidelijkte, dan gebruikte hij

termen die volgens De Boer filosofisch zeer belast waren. Zo sprak Dooyeweerd

over religie als een relatie tot de Oorsprong of het absolute, en over de zonde als een

verabsolutering van het geschapene of het betrekkelijke. De Boer merkte op dat te-

genstellingen tussen het absolute en betrekkelijke, het contingente en noodzakelijke,

het tijdelijke en boventijdelijke tot een oeroud metafysisch erfgoed behoren. Daarin

viel niets christelijks op te merken. Volgens hem was Dooyeweerd aan dit metafy-

sisch erfgoed schatplichtig gebleven.'-*

Dat Dooyeweerd sprak over het zijn van de werkelijkheid (vanwege haar creatuur-

lijk karakter) als zin-zijn, vond De Boer taalkundig onverstaanbaar en filosofisch

slechts te begrijpen in een klassiek-metafysische context. Daarom wilde hij zijn en

zin uit elkaar houden. Ook sprak Dooyeweerd over God niet alleen als Oorsprong

maar ook als de absolute Soeverein. Deze goddelijke soevereinteit verbond hij zon-

der toelichting met de soevereiniteit in eigen kring, zowel in zijn leer van de maat-

schappelijke verbanden als in zijn leer van de modaliteiten. Hij sprak over de soeve-

reiniteit van God die zich 'uitdrukt' en 'afdrukt' in de soevereiniteit in eigen kring.

Deze probleemloze overstap van Gods soevereiniteit naar soevereiniteit in eigen

kring noemde De Boer zeer problematisch en repliceerde: '[Van] welke aard is de

Soevereiniteit Gods als de soevereiniteit van een wetskring er een afdruk van kan

zijn?' En hij voegde eraan toe: 'Hebben we het dan nog over een bijbels begrip of

over heel iets anders ?'?'

Het was De Boer niet ontgaan dat Dooyeweerd de soevereiniteit van God nader

bepaald zag in het 'koningschap van Christus'. Maar wat betekende dit koningschap?

Hij verwees naar prof.dr. H.G. Hubbeling die in zijn boek Denkend geloven over

Karl Barth schreef dat bij hem kenmerkend voor God is 'dat Hij als Heer Knecht kan

zijn, ook in kleinheid groot, ook in de vernedering majesteitelijk'. Hier werd een

grondmotief geboden, waaraan De Boer de voorkeur gaf. Hier werd duidelijk wat

het betekent dat de soevereiniteit van God zich openbaart in het koningschap van

Christus: 'De zondeval is het uit het zicht verliezen van die Heerschappij. Verlossing

wordt ervaren wanneer van dat Koningschap tekenen worden waargenomen. (...)

Een christelijke filosofie zou de werkelijkheid vanuit dit thema als hermeneutische

leidraad moeten interpreteren'.''

Het tweede onderwerp dat De Boer besprak was Dooyeweerds transcendentale

kritiek. Van Peursen en Van Riessen hadden deze kwestie ook al kritisch geanaly-

seerd en Dooyeweerd geconfronteerd met tegenstrijdigheden in zijn filosofie. Een

interessante vraag die De Boer stelde was of Dooyeweerds transcendentale kritiek

73 De Boer, 'Transcendentie en transcendentale kritiek', pp. 236-237.

74 De Boer, Langs de gewesten^ pp. 237-238, 249-251.

75 De Boer, Langs de gewesten, pp. 240, 253-254.

j6 De'Boer, Langs de gewesten, p. i^ï.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's

Een handvol filosofen - pagina 403

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's