Een handvol filosofen - pagina 186
Geschiedenis van de filosofiebeoefening aan de Vrije Universiteit in Amsterdam van 1880 tot 2012
l82 V A Voorspel en begin
titel) voor de nieuwe filosofie, dat in 1980 werd omgezet in een hoogleraarschap.
Andere benoemingen volgden: dr. A.P. Bos werd in 1975 lector en in 1980 hoog-
leraar antieke en patristische filosofie, dr. J.A Aertsen in 1984 hoogleraar middel-
eeuwse filosofie, en dr. E.H. van Olst in 1980 hoogleraar wijsgerige antropologie.
De leerstoel esthetica zou gedurende vele jaren in beleidsstukken van de faculteit als
een vacante plaats figureren. In 1982 berichtte het college van bestuur aan de facul-
teit dat de leeropdracht esthetica 'inhoudelijk slechts van geringe betekenis is voor
het huidige en nabije onderwijs- en onderzoekprogramma. Uw huidige leerstoelen-
formatie biedt voor deze leeropdracht geen ruimte meer'.'* Het zou tot 2006 duren
voordat een bijzondere leerstoel esthetica werd ingesteld.
Op het gebied van de vakfilosofieën vonden (in samenwerking met de desbetref-
fende faculteiten) in 1974 twee uitbreidingen plaats: dr. J. Blauw werd benoemd tot
hoogleraar wijsbegeerte der sociaal-culturele wetenschappen en dr. C. Sanders tot
hoogleraar wijsbegeerte van de psychologie. Voor natuurfilosofie kreeg drs. H. Ko-
ningsveld in 1969 een tijdelijke benoeming, maar hij verliet de universiteit in 1972.
Het zou tot 1976 duren voordat dr. P.P. Kirschenmann werd benoemd tot hoog-
leraar filosofie van de exacte natuurwetenschappen. In hetzelfde jaar werd dr. W.
Metz buitengewoon lector medische filosofie en ethiek. Voor taalfilosofie zou een
tijdelijke voorziening worden getroffen door de benoeming van drs. A.G.A. Hurk-
mans als wetenschappelijke medewerker. Voor de wijsbegeerte van de biologie
werd in 1987 een bijzondere leerstoel ingesteld, die bezet werd door dr. W.J. van
der Steen. In het vervolg van dit hoofdstuk zullen deze docenten uitgebreid de re-
vue passeren.
5 Studentenleven
In het eerste jaar van het bestaan van de Centrale Interfaculteit waren de studenten
het erover eens dat er een faculteitsvereniging moest komen. Op 15 oktober 1964
kwamen zij tot de oprichting van deze vereniging, die zij doopten met de fantasie-
loze naam Studenten Vereniging voor Filosofie aan de Vrije Universiteit (SVFVU).
Eens per jaar ontvingen de hoogleraren van de faculteit een delegatie van deze ver-
eniging voor overleg dat ging over de collegerooster, tentamenliteratuur, bibliothe-
caire faciliteiten en de jaarlijkse afsluitingsconferentie. Vanaf haar oprichting orga-
niseerde de faculteit elk jaar tegen de zomervakantie een conferentie ergens op de
hei. Steevast nodigde het faculteitsbestuur enkele studenten uit om zitting te nemen
in de commissie van voorbereiding, die het thema van de conferentie bepaalde, de
sprekers uitnodigde en de organisatie verzorgde. Verder nodigde de SVFVU sprekers
uit voor haar eigen vergaderingen, organiseerde later, in de jaren zeventig en tach-
tig, discussiebijeenkomsten over Popper, Feyerabend en andere spraakmakende fi-
losofen.
De samenwerking tussen het faculteitsbestuur en de studenten werd ook zicht-
baar tijdens de zogeheten 'ontmoetingsavonden', die sinds de oprichting van de fa-
culteit twee keer per jaar werden gehouden. Een ontmoetingsavond begon met een
gemeenschappelijke maaltijd voor alle studenten en docenten. In de tijd dat de fa-
36 Brief van het college van bestuur aan de Cli- (8 december 1982), in ai chief cir, doos 2.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013
Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013
Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's