GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een handvol filosofen - pagina 305

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een handvol filosofen - pagina 305

Geschiedenis van de filosofiebeoefening aan de Vrije Universiteit in Amsterdam van 1880 tot 2012

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

4 Wijsbegeerte der sociaal-culturele wetenschappen 301

jectiviteit van maatschappelijke relaties en processen betekent dat zij wel een eigen

bestaan en duurzaamheid hebben, maar dat zij voor h u n ontstaan en ontwikkeling

afhankelijk zijn van handelingen van m e n s e n / '

Het tweede betekenisveld dat Griffioen besprak had betrekking op de interne diffe-

rentiatie van de maatschappelijke totaliteit, waarbij het vooral ging om de relatieve

autonomie van het politieke. Jacques Ellul had over de moderne techniek gesproken,

niet als een systeem dat de hele samenleving omvat, maar als een deelsysteem binnen

de samenleving. Niklas Luhmann daarentegen, die de maatschappelijke werkelijk-

heid als een omvattend systeem beschouwde, gaf aan het systeemdenken een (wat

Griffioen noemde) 'totalistischer strekking dan Ellul'. Luhmann had echter met Ellul

gemeenschappelijk dat ook hij de samenleving niet vereenzelvigde met een bepaalde

sector (economie, wetenschap, politiek of godsdienst). Deze deelsystemen hadden

volgens Luhmann specifieke functies met een relatieve autonomie - relatief, omdat zij

deel uitmaken van de maatschappelijke totahteit, het 'systeem van de systemen'. Ver-

volgens besteedde Griffioen aandacht aan de marxistische literatuur, waarin de term

relatieve autonomie frequent werd gebruikt: men wilde aan de staat en de politiek een

relatieve autonomie toekennen, maar deze autonomie werd in laatste instantie be-

paald door het economische. Wanneer bijvoorbeeld de neomarxist Nicos Poulantzas

erkende dat de staat een zekere eigenwettelijkheid had ten opzichte van economische

ontwikkelingen en politieke machtsstrijd, dan leek deze opvatting verrassend. Maar

Poulantzas handhaafde het voorbehoud dat voor de ontwikkeling van deze eigenwet-

telijkheid in laatste instantie economische factoren de doorslag gaven.'"

In het derde betekenisveld kwam de relatieve autonomie ter sprake in verband met

'ongelijkmatige bewegingen': periodes van culturele bloei vallen zelden samen met

periodes van economisch-technische ontwikkeling. Op verschillende terreinen van

de cultuur bestaat een verscheidenheid van maat, ritme en dynamiek. Op een verge-

lijkbare wijze als Bloch verzette Louis Althusser zich tegen de idee van een uniforme

historische ontwikkeling en wilde hij ruimte maken voor het inzicht in een verschei-

denheid van historische ontwikkelingen op verschillende werkelijkheidsterreinen.

Hij sprak over de eigen geschiedenis van de politieke bovenbouw, filosofie, estheti-

sche producties en wetenschap. Lieten Bloch en Althusser de idee van verscheiden-

heid prevaleren boven de idee van eenheid? Bloch zou deze vraag uiteindelijk ont-

kennend beantwoorden, omdat hij vasthield aan de idee van een wereldhistorische

beweging naar het socialisme als bepalende factor. Althusser hield vast aan de onto-

logische prioriteit van de materiële bestaansvoorwaarden die in laatste instantie be-

palende factoren waren. Niet dat de idee van de ongelijktijdige ontwikkelingen door

de idee van 'bepalende factoren' werd geabsorbeerd, maar wel bestonden er spannin-

gen tussen beide ideeën.''

In het vierde betekenisveld kwam de relatieve autonomie van ideologieën ter spra-

ke. Griffioen beperkte zich tot Althussers publicatie 'Ideologie en ideologische

staatsapparaten'. Kort gezegd bestond volgens Althusser 'de' burgerlijk ideologie

niet, maar waren er meerdere ideologische tendensen die uit verschillende regio's

stamden (de gezinssfeer, het onderwijsstelsel, de welzijnssector, de media, de kerken

en andere). Ook al leek Althusser een maatschappelijke verscheidenheid te erkennen.

29 Griffioen, Relatieve autonomie^ pp. 4-6.

50 Griffioen, Relatieve autonomie^ pp. 7-8.

31 Griffioen, Relatieve autonomie^ pp. 8-10.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's

Een handvol filosofen - pagina 305

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's