GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een handvol filosofen - pagina 165

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een handvol filosofen - pagina 165

Geschiedenis van de filosofiebeoefening aan de Vrije Universiteit in Amsterdam van 1880 tot 2012

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

7 wijsgerige vorming (2) 161

vember 1958 besloot de senaat, na verkregen instemming van de faculteiten, het tes-

timonium voortaan definitief te vervangen door een schriftelijk tentamen. D e cura-

toren stemden met dit besluit in en het college van directeuren besloot de bepaling

van het schriftelijk filosofietentamen op te nemen in het Reglement voor de Vrije

Universiteit.*'' H e t argument om het tentamen in te voeren was dat andere maatre-

gelen o m de aanwezigheid van het grote aantal studenten bij de filosofiecolleges te

controleren hadden gefaald. Een bijkomend argument was dat met een tentamen de

betrokkenheid van de eerstejaars bij het filosofieonderwijs zou w o r d e n bevorderd.

H e t aan dit argument ten grondslag liggende motief was dat de senaat en de bestu-

rende colleges het inleidende filosofieonderwijs wilden handhaven, omdat dit o n -

derwijs als een onmisbaar onderdeel van de universitaire studie werd beschouwd en

omdat in dit onderwijs de toenmalige 'grondslag' van de Vrije Universiteit aan de

orde werd gesteld.*'

De hoogleraren van de Faculteit der Godgeleerdheid hadden hun eigen gedachten bij

het inleidend filosofieonderwijs. Na de besproken onheuse kritiek van Zuidema op

Berkouwer en vanwege ontevredenheid over de inhoud van Zuidema's colleges, wil-

den deze hoogleraren aan het eind van de jaren vijftig van hem af. Het zou echter nog

een aantal jaren duren voor het zover was. De stof die hij doceerde, inleiding in de fi-

losofie, geschiedenis van de filosofie en logica, was doordrenkt van de calvinistische

wijsbegeerte. De faculteit was van mening dat haar studenten weinig hadden aan

deze wijsbegeerte, maar dat het onderwijs in de geschiedenis van de filosofie voor

hen belangrijk was om te leren onderkennen dat vanaf de oudheid filosofische ideeën

doorwerking hadden gekregen in diverse theologische opvattingen. De faculteit

werd ten dele op haar wenken bediend toen in 1962 drs. J. Klapwijk, vanwege over-

belasting van Zuidema, in de letterenfaculteit werd benoemd tot wetenschappelijk

ambtenaar, onder andere om logica te geven aan filosofie- en theologiestudenten.'*

De theologische faculteit wilde de andere inleidingscolleges filosofie in eigen hand

nemen, maar de senaat en de curatoren zouden daar zeker niet mee instemmen als er

niet een filosofisch gekwalificeerde docent beschikbaar was. Prof.dr. D.C. Mulder,

sinds 1965 hoogleraar in de theologische faculteit voor de geschiedenis en fenomeno-

logie der niet-christelijke godsdiensten, bleek bereid die inleidingscolleges te geven.

Hij zou met name aandacht besteden aan de geschiedenis van de filosofie. In 1946

had hij een doctoraalexamen filosofie afgelegd, in 1949 was hij in de Faculteit der

Letteren en Wijsbegeerte bij Zuidema gepromoveerd op een onderwerp uit de ge-

schiedenis van de islamitische filosofie en - anders dan zijn promotor - had hij een

brede oecumenische belangstelling en een positieve houding ten opzichte van de on-

afhankelijkheid van Indonesië. In 1968 kreeg Zuidema ontheffing van de inleidings-

colleges voor de propedeusestudenten theologie en nam Mulder dit onderwijs over.

84 Archief senaat, Notulen, 21 november 1958 (zie bijlage 5). Archief college van curatoren, Notulen, 6 decem-

ber 1958 (stuk 59e: brief van de senaat van 27 november 1958 aan curatoren). Notulen, 3 januari 1959 (stuk 8:

brief van curatoren van 3 januari 1959 aan directeuren). Notulen, 7 februari 1959 (stuk 46: brief van directeuren

van 22 januari 1959 aan curatoren).

85 Ondanks de kritiek die verscheidene hoogleraren tijdens senaatsvergaderingen op de verplichte eerstejaars-

colleges filosofie te berde hadden gebracht, verdedigden Vollenhoven en Zuidema dat deze colleges bijdroegen

tot de eenheid van het universitair onderwijs en tot de algemene vorming van studenten. Het christelijk karakter

van deze colleges werd destijds door alle hogleraren als vanzelfsprekend verondersteld. Archief senaat. Notulen,

24 februari 1950.

86 Archief college van curatoren, brief van curatoren aan directeuren (30 maart 1962), stuk 206.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's

Een handvol filosofen - pagina 165

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's