GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een handvol filosofen - pagina 32

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een handvol filosofen - pagina 32

Geschiedenis van de filosofiebeoefening aan de Vrije Universiteit in Amsterdam van 1880 tot 2012

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

28 / Fragiel begin (i88o-i^i8)

schiedenis van de filosofie gingen. In deze colleges besteedde hij aanvankelijk met

name aandacht aan Plato, Aristoteles, de epicureeërs en de stoïcijnen. In de volgen-

de jaren behandelde hij Descartes, Leibniz en Spinoza. Dat hij de veelomvattende

leeropdracht van theologische en filosofische vakken aankon, althans voldoende ba-

sis had om deze vakken te geven, had hij vooral te danken aan zijn promotiestudie.

In zijn proefschrift had Hoedemaker kritiek geoefend op filosofische theorieën van

het determinisme, die in strikte zin een reële vrijheid van de mens ontkenden. Hij

wilde aantonen dat er wel degelijk ruimte voor vrijheid bestond. Hij was van mening

dat elk begrip ontleend was aan de werkelijkheid en dat elk begrip een realiteit als in-

houd had; anders zou een begrip slechts een lege vorm zijn. De vorming van een be-

grip betekende dat een mens denkend tot een theoretische constructie van een stukje

van de werkelijkheid kon komen.'* Een reaUstisch vrijheidsbegrip moest volgens

hem een daarmee corresponderende reële vrijheid als inhoud hebben.

Zijn verdediging verliep langs drie wegen, een logische, metafysische en psycholo-

gische weg. Men kon de metafysische stelling verdedigen dat alles wat in de zintuig-

lijk-waarneembare wereld bestond een grond moest hebben om te kunnen bestaan.

Via de logische weg kon men dan de vraag stellen: bestaat voor vrijheid een genoeg-

zame of geen genoegzame grond, óf is er een grond tegen het bestaan van vrijheid?

Kortom, er was sprake van een eigen of een vreemde grond. Indien men het bestaan

van een vreemde grond ontkende, dan kon men concluderen dat er vrijheid bestond;

in het tegenovergestelde geval sprak men van onvrijheid.''

Hoe kon men tot een positieve interpretatie van vrijheid komen? Via een psycho-

logische weg analyseerde Hoedemaker de verschillende functies van het bewustzijn,

het zelfbewustzijn en het ik van de mens. Het bewustzijn was slechts te verklaren,

wanneer men inzag dat de mens zelfbewustzijn had, dat wil zeggen dat hij weet had

van de inhoud van zijn bewustzijn èn zich daarvan onderscheidde; het zelf-bewust-

zijn ging dus niet op in de inhoud van het bewustzijn. De mens die weet had van de

inhoud van het bewustzijn was daarin immanent aanwezig en transcendeerde tevens

deze inhoud van het bewustzijn.'*

Dit transcenderend vermogen van het zelfbewustzijn noemde Hoedemaker het ik

van de mens. Het ik bracht de inhoud van het bewustzijn voort en wel aan de hand

van wat het zelf niet was, de dingen om hem heen. Altijd was het de mens zélf die zich

van dit of dat ding bewust was en het in zijn bewustzijn een plaats gaf. Met andere

woorden, dat iemand aan iets dacht en hoe hij over iets dacht, was zijn vrijheid. De

inhoud van het bewustzijn was vrij en derhalve was de mens vrij om iets tot bewust-

zijn te brengen. Volgens Hoedemaker vielen het ik en de denkinhoud niet samen, zo-

als in deterministische theorieën wel het geval zou zijn, maar bestond in het zelfbe-

wustzijn van de mens de werkzaamheid van zijn ik, de vrijheid van denkinhoud en

het bewustzijn van vrijheid."

De mens kon zich dus een object-als-een-zijnde denken, maar dat een object werd

gedacht en hoe erover werd gedacht oversteeg het zijn van het object. Denken en zijn

36 Hoedemaker, Het probleem der vrijheid, pp. 26, 36, 41-50.

37 Hoedemaker, Het probleem der vrijheid, p. 89. Het gaat hier om een negatief vrijheidsbegrip, omdat vrij

zijn in dit verband slechts betekent vrij zijn van een vreemde grond. Zie Vos, 'Het wijsgerige vrijheidsbegrip',

pp, 91-92.

38 Hoedemaker, Het probleem der vrijheid, pp. 214-217.

39 Zie Hoedemaker, Het probleem der vrijheid, pp. 227-232. O o k Vos, 'Het wijsgerige vrijheidsbegrip', pp.

96-97.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's

Een handvol filosofen - pagina 32

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's