GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een handvol filosofen - pagina 250

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een handvol filosofen - pagina 250

Geschiedenis van de filosofiebeoefening aan de Vrije Universiteit in Amsterdam van 1880 tot 2012

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

246 V B Filosofen van de systematische vakken

tjes te doen, Van Olst had Vollenhovens colleges als boeiend ervaren. Hij wilde er

meer van weten en overwoog o m filosofie te gaan studeren. Hij sprak erover met

Vollenhoven die het hem afraadde, omdat met filosofie geen droog b r o o d te verdie-

nen was. Vollenhovens advies was om een vakwetenschap te kiezen en om in het

studieprogramma zoveel mogelijk filosofische vakken op te nemen. Van Olst koos

voor psychologie, mede omdat destijds het kandidaatsprogramma uit verscheidene

filosofische vakken bestond en het doctoraalprogramma veel ruimte bood om filo-

sofische vakken in op te nemen.

Niet alleen in de filosofie, maar o o k in de psychologie vond hij voldoening. N a -

dat hij in 1958 cum laude was geslaagd voor het kandidaatsexamen, werd hij in het

volgende jaar benoemd tot assistent, slaagde in 1962 voor het doctoraalexamen (ook

cum lande) en werd in hetzelfde jaar benoemd tot wetenschappelijk ambtenaar voor

experimentele psychologie. Zijn interesse in het thema materie en leven casH quo

geest bleef actueel en kreeg een uitwerking in zijn onderzoek naar de relaties tussen

psychische verschijnselen en fysiologische reacties. O p het terrein van de fysiologi-

sche psychologie lag het onderwerp van zijn proefschriftstudie en in 1971 p r o m o -

veerde hij cum laude op het proefschrift The Orienting Reflex. O m d a t hij al ver-

scheidene wetenschappelijke publicaties op zijn naam had staan, volgde in 1972 zijn

benoeming tot lector in de psychologische functieleer, inzonderheid fysiologisch-

psychologische aspecten. Zijn benoeming hield een belofte in. O p zijn terrein gold

hij als een getalenteerd onderzoeker, die o o k onder vakgenoten aan andere univer-

siteiten een goede reputatie had. Van zijn vervolgonderzoek kwam echter weinig te-

recht. Vanwege bezuinigingen kreeg hij niet de medewerkers die hij voor zijn on-

derzoek nodig had.

Vervolgens k w a m in 1980 de overstap naar wijsgerige antropologie. Deze nieuwe

leeropdracht leidde tot een verandering van zijn taken, maar hij beschouwde haar als

een continuering van zijn belangstelling voor de thema's materie en geest, fysiologie

en pychologie. Hij had in een boek over psychofysiologie geschreven dat enerzijds

de filosofische analyse van de theoretische onderstellingen in het vakwetenschappe-

lijk onderzoek niet kon worden gemist en dat anderzijds het biopsychisch onderzoek

van belang was voor het analyseren van bepaalde problemen in de wijsgerige antro-

pologie.'^^ In zijn nieuwe leeropdracht ging het om deze tweezijdige problematiek.

In het voorjaar van 1982 aanvaardde Van Olst zijn nieuwe leeropdracht met het uit-

spreken van een inaugurele rede over Lichamelijkheid als probleem in de wijsgerige

antropologie. Nadat hij had gesteld dat het dualisme van lichaam en ziel in de psycho-

biologie voorbij was, typeerde hij de verhouding van lichaam en ziel in de psycholo-

gie van zijn tijd met de term 'psychoneuraal monisme'.'" Met deze term bedoelde hij

een vorm van materialisme, maar geen reductionistisch materialisme dat hogere pro-

cessen wil herleiden tot eigenschappen van de samenstellende onderdelen, bijvoor-

beeld eigenschappen van hersencellen, die op hun beurt weer te herleiden zouden zijn

tot eigenschappen van moleculen en atomen. In het psychoneuraal monisme ging het

om een principe van niet-reductionistische emergentie, dat wil zeggen 'het verschij-

nen van nieuwe kwaliteiten die aan het systeem als zodanig moeten worden toege-

schreven en die niet in de samenstellende onderdelen gevonden worden of daartoe

138 Van Olst, 'Theoretische vooronderstellingen'.

139 Van Olst, Lichamelijkheid als probleem, p. 6.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's

Een handvol filosofen - pagina 250

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 2013

Publicaties VU-geschiedenis | 548 Pagina's