Studentenalmanak 1914 - pagina 135
FARRAGO 125
om zijn vorm, gansch belangeloos bewondert. Zooals Schiller
zong: die STERNE, ach, die liebt man nicht, man freut sich ihrer
Pracht. Maar hierbij dwaalde KANT toch in dit opzicht, dat hij
het schoone van allen inhoud losmaakte, het enkel en alleen in
den vorm liet bestaan, en het voorts ook uitsluitend uit een
aangeboren gevoel van het subject verklaren wilde. Het schoone
heeft bij hem geen grond in de objectieve werkelijkheid, maar
is eigenlijk eene mooie illusie, noodzakelijk opkomende uit de
organisatie van den menschelijken geest.
Als derde oorzaak voor de verandering van methode in de
aesthetica komt in aanmerking de empiristische en positivistische
richting, waarin de wetenschap in de negentiende eeuw, na de
ontgoocheling der idealistische wijsbegeerte, zich bewegen ging.
Langzamerhand drong ook in de leer van het schoone de over-
tuiging door, dat men hier niet van een of ander apriorisch dogma
had uit te gaan en ook niet speculatief moest trachten, het wezen
der schoonheid te begrijpen, maar dat men ook op dit terrein
de empirie tot gids te nemen had en in elk geval met de studie
der aesthetische verschijnselen of feiten beginnen moest. Wat
het wezen van het schoone is, komen wij waarschijnlijk toch nooit
te weten; laten wij daarom onderzoeken, wat er in ons omgaat,
als wij iets schoons gevoelen, en speuren wij zooveel mogelijk
na, hoe dit gevoel in den enkelen mensch en in de menschheid
ontstaan is en zich ontwikkeld heeft! De eerste geleerde, die de
aesthetica in deze nieuwe banen leidde, was de hoogleeraar in
de wijsbegeerte te Leipzig, GUSTAV THEODOR FECHNER, die in een
klein geschrift: Zur experimentellen Aesthetik 1871, en daarna in
een tweedeelig werk: Vorschule der Aesthetik 1877, de nood-
zakelijkheid aantoonde, om de aesthetica „von oben" door eene
aesthetica „von unten" te vervangen. En zelf sloeg hij de hand
aan het werk en stelde bij een groot aantal personen proeven in,
om te weten te komen, aan welke lijnen en figuren zij het meeste
welgevallen hadden. Zoo werd ervaring de grondslag der nieuwere
aesthetica, en opsporing van de wetten, die de aesthetische ver-
schijnselen beheerschen, haar doel.
Op zichzelve verdient deze empiristische en experimenteele
methode natuurlijk hoegenaamd geene afkeuring. Evenmin als de
Philosophie in het algemeen, mag de aesthetica de objectieve
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1914
Studentenalmanak | 236 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1914
Studentenalmanak | 236 Pagina's