GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Studentenalmanak 1914 - pagina 196

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Studentenalmanak 1914 - pagina 196

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

186 FARRAGO

king als al Ibsens gedachten. Zeker is het, dat Ibsen fijner psy-

chologische, meer innerlijk volmaakte drama's heeft geschapen,

maar het is naar het w^oord van P. Schlenter: „das Wurzelw^erk

eines Baumes"; niet het fijnste, misschien wel het belangrijkste

v^ferk dat Ibsen geschapen heeft. Ibsen heeft dan ook niet ge-

aarzeld dit zijn hoofdwerk te noemen. Aan G. Brandes schrijft

hij (24 Sept. 1871), hoe dit vi^erk „eine Art Fahne" is, die hij in

zijn levensstrijd omhoog steken wil. En hoezeer hij zijn eigen ziel

in Juliaan gelegd heeft, betuigt een brief van 14 Oct. 1872 aan

Edmund Gosse, waarin hij schrijft: „Es ist ein Teil meines eige-

nen Geisteslebens, den ich in diesem Buche niederlege: was ich

schildere, habe ich in anderen Formen selbst durchlebt". Voorts

in een brief van 20 Febr. 1873: „Es steckt viel Selbstanatomie

in dem Buch".

In Ibsens eigen ziel heeft alzoo de strijd gewoed wier tra-

gischen afloop hij in „Kaiser und Galiläer" teekent. In zijn hart

kampte de niet te breken invloed van het christendom uit het

ouderlijk huis met de Grieksche gedachte van zinnenschoonheid

en zinnenvreugde. Het is de verbinding die reeds de Renaissance

leggen wilde in den „uomo universale"; waarvan Lessing sprak

in zijn „Die Erziehung des Menschengeslechts", in de voorstelling

van den mensch „des dritten Zeitalters"; die Göthe ook in eigen

leven wilde tot stand brengen. Nu heeft Nietzsche in zijn „Der

Antichrist" scherp en onverzoenlijk tegenover elkaar gezet de

Weltverneinung des christendoms en de Weltbejahung, den blijden

werelddienst, die het waarachtig mensch-zijn ons brengt. Aan de

zijde van het christendom ligt volgens hem de geestelijke zelfmoord,

de levensvernietiging; aan de zijde van den Antichrist, den waar-

achtigen mensch, is al de volheid, de schoonheid, de heerlijk-

heid van een nimmer stervend leven te vinden. „Der Wille zur

Macht" is volgens hem het eenige principe des levens, en juist

deze wordt in het christendom gebroken, gedood, en daarvoor

treedt in de plaats „der Wille zum Leiden", die den mensch on-

waardig is, ontadelt, entmenscht, en hem slechts aan de ver-

achting van den waren mensch kan prijsgeven. Ook Ibsen is deze

gedachte niet vreemd. Ze komt in dit drama niet in de bittere

taal van Nietzsche voor, maar wordt toch door Julianus gevoeld,

als hij spreekt tot Maximos:

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1914

Studentenalmanak | 236 Pagina's

Studentenalmanak 1914 - pagina 196

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1914

Studentenalmanak | 236 Pagina's