Studentenalmanak 1926 - pagina 172
160 ZOMERLIEDJE
„Vangen, vangen,
'k Laat ze hangen,
Als je me maar pakken kunt!"
Dan kwam glippen.
Even slippen.
Tongetje, tot spitse punt.
Maar ik kreeg je,
En ik reeg je
Witte bloemen door je haar.
Schuchter zei je;
„Ik blijf bij je
Jongen, en. .. . en kus me maar."
Om m'n vingren
Deed ik slingren
Al je lange lokken toen,
Zijïg-zachte,
En je lachte;
„Dat mag jij alleen maar doen!"
's Middags zaten
Wij en praatten
Over heel den mooien dag;
Maar niet o v e r . . . .
Over 't toover —
Goud, dat in ons zielen lag.
Maar ik ken je
Meisje, en je
Groote oogen, telkens weer
Opgeslagen,
Deden vragen
Liefde, dieper nog en meer.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1926
Studentenalmanak | 217 Pagina's
![Studentenalmanak 1926 - pagina 172](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/studentenalmanak/studentenalmanak-1926/1926/01/01/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1926
Studentenalmanak | 217 Pagina's