GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Studentenalmanak 1934 - pagina 145

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Studentenalmanak 1934 - pagina 145

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

DE PLURIFORMITEIT VAN DE KERK 135

geacht tot ware kerken te behooren, die de eenheid der

ecclesia universalis hadden te manifestceren.

Hierdoor drukte Calvijn een character in het Calvinisme.

Vergelijkt men de houding der Luthersche en Gereformeerde

kerken ten opzichte van elkander, dan steekt die der Gere-

formeerden gunstig af, al zijn de laatste niet van alle

onvriendelijkheid vrij te pleiten. ,,Irenik des Calvinismus"

werd tot een staande uitdrukking, hoeveel Elert daarop ook

tracht af te dingen (Morphologie des Luthertums, 1921,

bl. 246).

In de latere Gereformeerde dogmatiek werden de gedach-

ten van Calvijn systematisch geordend. Het verdienstelijkst

geschiedde dit wellicht in de Synopsis. De onderscheiding

tusschen ecclesia universalis en ecclesiae particularis werd

behouden (Disp. XL, 44). In de ware kerk wordt verschil

gemaakt tusschen de zuivere en de onzuivere (vel pura est

vel impura). Naar de graden van onzuiverheid worden

achtereenvolgens opgesomd: impura vel simpliciter errans,

vel haeretica, vel scismatica. Met de dwalende (simpliciter

errans) kerk, die het fundament van het geloof niet aantast,

dient de zuivere kerk gemeenschap te oefenen, met de haere-

tische en schismatieke niet. Toch wordt ook aan beide laatste

de naam van kerk niet ontzegd (Disp. XL. 37. 38. 42). De

pluriformiteitsidee staat hier wel in vollen bloei.

Kuyper greep dan ook naar de beste periode van de

Reformatie terug, toen hij zijn leer van de pluriformiteit van

de kerk voordroeg. Kan men hem allerminst gebrek aan

kerkelijk besef verwijten, het verdient daarenboven opmer-

king, dat hij zijn pluriformiteitsidee in 1894 publiceerde, kort

na de Doleantie. Dit mag wel als bewijs gelden, dat de

pluriformiteitsleer een streng kerkbegrip niet in den weg

staat. Slechts één nieuw element voegden Kuyper en

Bavinok aan de oude leer toe, n.1. dat de pluriformiteit een

moment van ontwikkeling beteekent. Indien men evenwel

daaruit de gevolgtrekking maakt, dat de pluriformiteit, zoo-

als die thans gezien wordt, slechts moet worden toegejuicht,

verstaat men hen glad verkeerd. Kuyper schrijft woorde-

lijk: ,,Pluriformiteit is naar onze vaste overtuiging een phase

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1934

Studentenalmanak | 226 Pagina's

Studentenalmanak 1934 - pagina 145

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1934

Studentenalmanak | 226 Pagina's