Studentenalmanak 1947 - pagina 217
Meisje
De ogen zijn als sterren over landen,
W a a r a a n de schepen mijner vreugde stranden,
Zij breken in het hemeldiepe hcht —
En blijven aan de zachte kusten branden.
De mond is van een vreugde dicht bemand.
De lippen beven als een bloemerand,
Als hen het licht met lentedauw komt kussen —
Zijn zij op eenmaal rozerood ontbrand.
In schaduw van de vloed der donkre haren,
Die van het hart de schone droom bewaren.
Gaat innig schuil haar lenteblank gelaat —
Als om een bloem een krans van zachte blaren.
Nu deelt zich aan de rust der jonge leden
De adem ener blanke hartslag mede.
En met ziels klaar en avondzacht gebed,
Ank'ren verlangens zich aan hefdes rede.
G. Th. R.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1947
Studentenalmanak | 258 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1947
Studentenalmanak | 258 Pagina's