Studentenalmanak 1964 - pagina 257
moedelijk zal niemand het begrijpen. Hij lachte, terwijl hij keek hoe
het vuur de bladzijden verteerde. (Hij wist dat hij het, zodra het gepu-
bliceerd werd, niet langer zou kunnen waarderen). Hij wilde althans
één mooie herinnering bewaren.
Hij ging vroeg naar bed en droomde dat zijn voor- en achterband lek
raakten. Terwijl hij wegreed dacht hij: misschien komt het wel uit. Hij
had al een kwartier verloren. (De wekker liep achter, had hij gemerkt).
Het mistte buiten, hij kon niet hard rijden om het in te halen. Tijd was
trouwens nooit in te halen, ook zonder mist. Verder stelde hij vast
dat alle bruggen onderweg juist opengingen, als hij er aan kwam. In
een druk stadje raakte een achterband lek. Een politieman met een bril
drentelde om de auto heen. Het was de eerste politieman met een men-
selijk gezicht, die hij zag .Het kwam waarschijnlijk door de bril, hoezeer
ook industrieel produkt. De politieman haalde zijn schouders op. Mostar
dacht: de mensen halen hun schouders tegenwoordig vaker op.
Het plakken duurde een half uur. In het volgende dorp een voorband,
een half uur. Toch reed hij door, van dwaze hoop vervuld. Ook zonder
lekke banden zou hij het niet gehaald hebben, de mist was al genoeg.
Natuurlijk was het schip weg. Langzaam reed hij terug, zich afvragend,
of er wel iemand op de kade was geweest om de auto aan weg te geven.
Hij zette de radio aan en merkte, dat ook zijn horloge achterliep. Hij
had met een eigen tijd geleefd. Hij hoorde dat zijn land in oorlog was.
De vijand rukte snel op. In de steden zag hij de mensen. Hij haatte hen.
Soms had hij geprobeerd van ze te houden. Hij had hen anders behandeld
en zij waren hem dankbaar geweest, maar de haat was gebleven. Kwam
het doordat hij zichzelf haatte? Ik heb een vrije wil, dacht hij. Maar het
is wel zo dat ik er niets mee kan doen. Somber dacht hij: homines sine
spe ruunt in perniciem, de halve waarheid. Ook mensen mét hoop
storten in het verderf, alleen wat later, omdat zij bleven hopen. Het is
een kwestie van tijd. Hij dacht: de mens is slecht omdat hij het goede
wel wil, maar het niet ziet. Het leven is een doolhof met stevige vesting-
muren, waarin men alleen maar dolen kan. Uitgangen zijn er niet. Zodra
de mens geboren wordt, verliest zijn leven de zin. De mensen leven,
omdat zij daar van jongsaf aan gewend zijn. Zij weten niet anders.
257
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1964
Studentenalmanak | 358 Pagina's
![Studentenalmanak 1964 - pagina 257](https://geheugenvandevu.digibron.nl/images/generated/studentenalmanak/studentenalmanak-1964/1964/01/01/1-thumbnail.jpg)
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1964
Studentenalmanak | 358 Pagina's