GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteitsblad 1940-41 - pagina 180

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteitsblad 1940-41 - pagina 180

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

1608 denken uitdrukking te geven, en dat zij uitbeeldt, waar rechtstreeksche beschrijving en beredeneering te kort schiet. De heer Schuddebeurs vroeg, of een allegorie de dingen niet korter kan weergeven dan de rechlslreeksche mededeeling. Prof. Woltjer, de sprekers beantwoordende, zeide, dat het zijn bedoeling niet geweest is uit te gaan van de verklaring der Heilige Schrift. Hij besprak de allegorie in de heidensche oudheid. De debaters gaan te veel uit van de rhetorica, die onder invloed staat van de sophistiek. De allegorie, aldus spr., wordt gebruikt waar men de dingen niet gewoon zeggen kan. Dit houdt in, dat uitlegging inderdaad onmogelijk is. Voor de antieke auteurs is de allegorie zelfverklaring. De grenzen tusschen mythos en oorspronkelijken zin zijn niet te trekken. Spreker meent, dat de allegorische verklaring tegenwoordig terecht tegen willekeur wordt verdedigd. De allegorie kon wellicht de dingen kort weergeven, maar haar bedoeling is dit niet; zij wil slechts uitbeelding waar woorden te kort schieten. Referaat Dr J. RIDDER. In de middagvergadering werd behandeld het referaat van Dr J. Ridder over „Harmonie en disharmonie in het economisch leven". Dit referaat handelt over het vraagstuk van de ontwikkeling van de maatschappij en in het bijzonder over die van het economisch leven. Van den aanvang van het systematisch economisch denken heeft dit vraagstuk de aandacht gehad. Adam Smith, de grondlegger van de Klassieke School der economie, leerde daarvan dat het economisch leven zich redelijk ontwikkelde volgens een natuurlijk en volmaakt plan wanneer dat leven geheel aan zich zelf werd overgelaten. De Slaat luisterde naar deze leer en liet het maatschappelijk leven aan zich zelf over. Evenwel deed de ervaring zien, dat deze vrijheid geen volmaaktheid bracht. Integendeel. De economisten, na Smith, leerden dan ook dat er principieele belangentegenstellingen in het economisch leven voorkwamen, welke de ontwikkeling remden of zelfs tot chaos konden doen misvormen (b.v. Malthus en Marx). Tegenover deze pessimistische beschouwingen stelden anderen (o.a. Muller) dat de Staat tot taak had de maatschappelijke ontwikkeling in handen te nemen en ervoor had zorg te dragen dat de economische krachten, welke zooveel ellende bewerkten, tot heil van de menschheid werden aangewend. In de tweede helft van de 19e eeuw werd aan de economische theorie, welke door deze pessimistische zienswijze op dood spoor was geraakt, nieuw leven ingeblazen, niet door eenvoudigen terug-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1940

VU-Blad | 225 Pagina's

Vrije Universiteitsblad 1940-41 - pagina 180

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1940

VU-Blad | 225 Pagina's