Vrije Universiteitsblad 1949 - pagina 78

I E T S OVER A G R A R I S C H E E C O N O M I E De economische faculteit van de Vrije Universiteit hoopt met de aanvang van het cursusjaar 1949/'50 haar doctorale opleiding t e beginnen. In het V.U. blad van April kunt U bijzonderheden vinden over de candidaatsstudie, en het is misschien goed, in aansluiting daaraan de doctorale studie eens nader te beschouwen. Het is echter niet mijn bedoeling, nu een dergelijk algemeen overzicht van de doctorale studie t e geven. Dit zou om te beginnen veel uitgebreider moeten zijn dan een beschouwing over de candidaatsstudie. Deze laatste toch is naar haar aard beperkt. De vakken zijn door het Academisch Stat u u t vrijwel dwingend voorgeschreven en veel mogelijkheid tot uitbouw is er niet; dat is ook niet nodig, want de candidaatsstudie is naar haar aard niet meer dan inleiding, voorbereiding tot de doctorale studie. E n deze doctorale studie is eigenlijk pas echte studie, is pas hoger onderwijs in de diepe zin van het woord. Daar moet naar de diepte worden afgestoken en moet de student die vorming krijgen, die de academicus te allen tijde behoort te onderscheiden van de niet-academ.icus. I n verband hiermede dient de doctorale studie breed te worden opgezet, en moet de student een ruime keuze hebben van studievakken, opdat hij zich kan specialiseren in de richting, die hem aantrekt. I n eerste instantie zal hij moeten kiezen tussen de economisch-bedrijfshuishoudkundige richting en de economisch-sociale richting. I n het eerste geval zullen de economie en de bedrijfseconomie, in het tweede geval de economie en de sociologie verplichte vakken zijn. Bovendien zal in het kader van de eerste mogelijkheid nog het accent speciaal op de economie of op de bedrijfseconomie kunnen vallen, al naar de voorkeur van de student. Naast deze verplichte vakken bestaat echter nog een groot aantal keuzevakken, waarvan men altijd tenminste twee in zijn doctoraal examen zal moeten opnemen. Het is voor één van deze keuzevakken, t.w. de agrarische economie, dat ik een ogenblik Uw aan: dacht wil vragen. , Strikt genomen is het ietwat voorbarig nu reeds te spreken van een keuzevak agrarische economie aan onze faculteit. Wij hebben nog slechts besloten aandacht te wijden aan dit vak, in deze zin, dat aan één van de docenten (t.w. ondergetekende) is verzocht zich naast zijn eigenlijke taak te gaan toe-

leggen op de typisch agrarisch-economische vraagstukken. Het is de bedoeling, dat dit voorlopig tweeërlei resxdtaat heeft. Enerzijds kan in het kader van de doctorale colleges economie — die altijd capita selecta, d.w.z. gespecialiseerde onderwerpen omvatten — t.z.t. eens een meer agrarisch onderwerp worden opgenomen, anderzijds kunnen studenten, die zich tot het onderwerp aangetrokken gevoelen, hun literatuurlijst voor het vak economie min of meer agrarisch oriënteren. Of dit eventueel zal uitgroeien tot een zelfstandig keuzevak, in dat geval met een eigen docent, hangt van vele factoren af. I n ieder geval is er een begin gemaakt, en zijn de mogelijkheden ,voor verdere uitbouw ruimschoots aanwezig. Het is wel goed om na deze feitelijke bijzonderheden ook nog een ogenblikje stil te staan bij het vak zelf. Waarom is het nodig de agrarische economie afzonderlijk onder de loupe te nemen? Er zijn redenen aan te voeren, die pleiten tegen zulk een 'verbijzondering' van de economie in het algemeen. De economie immers is — globaal gesproken — de wetenschap van het menselijk welvaartsstreven. I n , dit streven past als middel de combinatie van productiefactoren, gericht op h é t . voortbrengen van goederen en diensten. Deze combinatie geschiedt in wat men bedrijven of bedrijfshxdshoudingen noemt. Welnu, in dit grote geheel passen industrie, handel en landbouw, verkeer, enz. enz.; vanuit het standpunt van de. economische wetenschap staan deze alle op één lijn en schijnt er geen aanleiding te zijn, te spreken van een afzonderlijke agrarische economie. Eenzelfde opmerking zou men kunnen maken t.a.v. de bedrijfseconomie. Uit de bovenstaande uiteenzetting blijkt immers reeds hoe het gehele bedrijfsleven in de ruimste zin des woords valt onder het studie-object van de economie. Welnu, de bedrijfseconomie neemt a.h.w. dit bedrijfsleven nog eens wat nader onder de loupe, gaat bij wijze van spreken de afzonderlijke bedrijfshuishoudingen binnen en m a a k t ze t ^ speciaal studie-object. E n daarom is de bedrijfseconomie naar zijn aard onderdeel van de economie. I n deze gedachtegang nu schijnt evenmin als een agrarische economie een agrarische bedrijfseconomie nodig te zijn. Deze formulering 'schijnt niet nodig te zijn' is wellicht nog tie zwak. Er zijn positieve gevaren ver-

Zodra wij in dit opzicht concreet wiUen worden, rijzen van alle kantelt de moeilijkheden. Wanneer men zich bereid verklaart, gelijk in één der gesprekken gebeurde, studenten te zenden uit het Engelse taalgebied, krijgen wij terstond te maken met de moeilijkheid van de taal, waarin gedoceerd wordt. Kunnen wij onzerzijds dan volstaan met de opmerking, dat die studenten maar moeten zorgen

de Nederlandse taal aan te leren, althans die te Ieren verstaan? Zo zijn er nog tal van anderemoeüijkheden. H e t is echter vaker gezegd, daf die er zijn om overwonnen te worden. Bezoeken uit het buitenland zijn aangenaam. Zij dragen er toe bij aan onze universiteit meer ruchtbaarheid te geven. Zij herinneren ons echter tegelijkertijd aan onze grote verantwoordelijkheid. JD. JV.

2026

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen