GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteitsblad 1960 - pagina 51

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteitsblad 1960 - pagina 51

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

MEER

DAN

Dierkunde aan de V.U. Aan de Rapenburgerstraat in Amsterdam, dicht bij de plaats waar men zich de toekomstige toegang van de IJ-tunnel denkt, staat een gebouw waarin zowel het botanisch als het zoölogisch laboratorium voorlopig nog onderdak vindt. Voorlopig — want de ruimte wordt er relatief, door het toenemend aantal studenten, steeds kleiner. Men leeft er dan ook met de blik gericht op het nieuwe gebouw aan de Amstelveenseweg, of in ieder geval op de plannen daarvoor. W a n t die zijn in een vergevorderd stadium. W a t doet men daar nu in het zoologisch laboratorium? Ik wil nu niet speciaal aandacht geven aan het onderwijs aan studenten dat er gegeven wordt, maar liever iets zeggen over het wetenschappelijk werk en de betekenis daarvan. Vroeger zag men in een zoöloog veelal een soort van Prikkebeen. Of men nu kapellen, kevers of spinnen, dan wel schelpen aan het strand verzamelde, een bioloog was allereerst: de verzamelaar. Hoewel nóg in aller-

Oi. Vlijm aan /lei tveik in het laboratorium

zoölogi^cn

PRIKKEBEEN

lei laboratoria en universiteiten in het land, ook aan het zoölogisch laboratorium van de Vrije Universiteit, verzamelingen worden aangelegd, uitgebreid en bewerkt, ligt daar toch veelal niet meer het accent van het werk in de dierkunde. Het is natuurlijk wel het begin: voor men aan een groep dieren kan gaan werken moet men eerst enig inzicht hebben in het aantal soorten daarvan, de variatie daarin. Dat vergt verzamelen. Maar wat houdt dat nu in: aan een diergroep werken. Dat lijkt voor een buitenstaander ongetwijfeld een potsierlijke zaak. Voor iemand van het vak is dat echter een heel gewone uitdrukking. Men werkt aan slakken of aan vogels, aan kevers of aan spinnen. En dat doet men op zeer verschillende wijze. Z o stelt men zich b.v. de vraag of in het zenuwstelsel van slakken en mossels soms stoffen worden geproduceerd die van invloed zijn op het proces van eieren leggen bij deze dieren of op andere processen. Met vernuftige methodieken, het wegnemen van zenuwknopen e.d., tracht men daar inzicht in te krijgen. Of men vraagt zich af of de Vlaamse Gaaien van Nederland, Z w e den en Polen verschillen vertonen en als er verschillen zijn, welke dan de betekenis daarvan is. Men houdt zich bezig met het onderzoek van hormonen bij vissen en vraagt zich af welke functie zij hebben voor deze dieren. Of men bestudeert de perioden dat bepaalde loopkevers 's nachts actief zijn en kijkt of dat afhankelijk is van de temperatuur of van de luchtvochtigheid. Z o zijn er heel veel problemen waaraan men in het zoölogisch laboratorium werkt. Ongetwijfeld rijst nu de vraag: waarom doet men zulk soort onderzoek? Heeft het zin om oudere jaars studenten aan deze problemen te laten werken? Kan men wel zeggen, dat men zo z'n brood verdient? Dat zijn helemaal geen gemakkelijke vragen om te beantwoorden. Soms zal later misschien blijken, dat een dergelijk onderzoek praktisch nut gaat afwerpen. Dat is het antwoord niet. Het kan zijn, dat de studenten die opgeleid worden, later als leraar jonge mensen kunnen laten zien hoe mooi de schepping is, hoe prachtig alles functioneert. Ook dat is het antwoord niet. Wij geloven, dat dit werk zinvol is, omdat we het als een opdracht zien, een opdracht van God. Het gaat in dat werk allereerst om onze verhouding tot God. Dat geldt voor ons, die onderzoekingen doen, dat geldt ook voor u in uw werkkring. W e slagen er uit onszelf niet in, nooit, om ons werk op de juiste wijze te doen. W e zullen voortdurend moeten bidden, dat God het ons geeft, ook in ons werk, juist in ons werk. Hem te zien. Dat is ten slotte het enige, dat ons werk aan de Vrije Universiteit bepaalt. En aan de Vrije Universiteit willen we datgczaraenlijk doen, samen met de anderen die daar werken. W e willen met hen spreken over de betekenis van de levensprocessen, over de wijze waarop we denken, dat het leven zich in de loop der tijden ontwikkeld heeft, over de positie van de mens in dit gebeuren. W e willen ook u, wanneer we kunnen, daarvan vertellen. W e willen nis christenen wetenschap bedrijven, biddend en werkend. Dr. L. Vlijm.

2995

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1960

VU-Blad | 252 Pagina's

Vrije Universiteitsblad 1960 - pagina 51

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1960

VU-Blad | 252 Pagina's