Vrije Universiteitsblad 1961 - pagina 140

werp deze volstrekte gerichtheid op de praktische behoeften. Dat men daartoe afzonderlijke instituten schept, dat men gelegenheid biedt tot het lopen van stages onder academische supervisie, dat men bij het geschikt maken voor de maatschappij zich voordoende problemen van wetenschappelijke aard op de vereiste manier behandelt naar wetenschappelijke norm, het is uitnemend. Echter universiteiten en hogescholen leiden wel op voor ambten en bedieningen, niettemin doen zij dit in eigen trant, academisch, zó dat het onderzoek niet wordt verzuimd, en in dier voege, dat het verlangen om waarheid te vinden mee bepalend is. Indien het praktisch gewenste over het wetenschappelijk verantwoorde beslissen gaat.

is inzonderheid in een door de techniek gestempelde tijd als de onze, alles verloren. * * * Zijn onder ons de betrekkingen van dien aard dat buitenstaanders kunnen opmerken hoe wij bij hoger licht zoeken, hoe wij vergevend en vergetend, elkaar niet slechts verdragend, maar ondanks kwistig aanwezige gebreken waarderend, tonen te weten van de tempel der heilige Wijsheid, die wij eens zullen betreden om daar in gelukzaligheid eerst te beseffen hoezeer wij ten dele hebben gekend, waar wij Hem aanschouwen aan Wie voor het heden — en nu zijn wij weer op de aarde terug — ook in de school der wetenschappen toekomt eer en aanbidding.

DE W E R E L D EN WIJ

Op de Groninger V.U.-dagen heeft prof. dr. L. W. Kuilman gesproken over de opleiding van jonge mensen die in enig verband, hoe dan ook, worden uitgezonden naar andere delen van de wereld, zoals Afrika en Azië. Daarbij kwam de vraag aan de orde: wat kan de Vrije Universiteit doen voor deze mensen, hoe kan zij meewerken om hun een vorming, een voorbereiding te geven, die van groot belang zal kunnen blijken bij het werk dat zij gaan ondernemen. Na prof. KuUman — van wiens rede wij in ons vorig nummer de hoofdzaken weergaven — kwam prof. dr. J. H. Bavmck aan het woord; hij belichtte de andere kant van het probleem. Wij geven hier nu, zoals we al hebben aangekondigd, het referaat van prof. Bavinck, enigszins verkort, weer. 4

De vraag kan gesteld worden of de Vrije Universiteit mogelijk ook studenten uit Afrika en andere delen van de wereld naar zich toe kan lokken en of zij ook voor hun vorming een roeping vervullen kan. Zo op het eerste horen zou men kunnen concluderen clat het niet zo'n ingewikkelde zaak kan wezen, om studenten naar ons toe te trekken. Wanneer wij bereid zijn voor clit doel beurzen ter beschikking te stellen en ook allerlei voorzieningen te treffen, waarom zou de Vrije Universiteit dan niet in staat zijn studenten uit andere delen van de wereld naar zich toe te lokken? Het is bekend, dat jaar aan jaar vele duizenden jonge mensen uit alle delen van Afrika en Azië naar Europese en Amerikaanse universiteiten komen om zich daar te laten vormen. Velen van hen hebben in h u n eigen land reeds een zekere academische vorming genoten en hebben reeds een graad behaald. Hun gaan naar het buitenland is dus bedoeld voor wat men gewoonlijk noemt „postgraduate" studie, dat wil zeggen: zij willen hogere graden verwerven, ze willen promoveren of in alle geval uitkomen boven het niveau dat zij in hun eigen land bereiken kunnen. Waarom zou Nederland en waarom zou hier in Nederland ook de Vrije Universiteit niet een poging wagen o m studenten uit die verre landen naar zich toe te trekken? Wij zouden daar waarlijk niet rijk van worden, integendeel, wij zouden ons stellig grote offers daarvoor moeten ge-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen