GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Vrije Universiteitsblad 1966 - pagina 3

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Vrije Universiteitsblad 1966 - pagina 3

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

oude geschiedenis heeft oude papieren De studie in de oude geschiedenis heeft aan de westeuropese universiteiten, ook aan de nederlandse universiteiten, zeer oude papieren. Dat houdt verband met de grote plaats, die het onderwijs in de klassieke talen eeuwenlang in het onderwijsbestel heeft ingenomen. Terwijl de universitaire opleiding in de nieuwere geschiedenis, in het Nederlands en in de vreemde moderne talen eerst in de loop van de 19e en 20e eeuw geleidelijk en soms moeizaam van de grond kwam, werd in verband met de studie in de klassieke talen de oude geschiedenis reeds eeuwen aan onze universiteiten gedoceerd. Ook aan de Vrije Universiteit is zij vrijwel van het begin af onderwezen, eerst lange tijd door een van de hoogleraren in de klassieke talen (J. Woltjer, later diens zoon R. H. Woltjer), en sinds 1955 door een speciaal met deze taak belaste docent. De colleges in de oude geschiedenis zijn in de eerste plaats bestemd voor de studenten in de klassieke talen en in de geschiedenis. Onder oude geschiedenis verstaat men de geschiedenis van de volken in de landen rondom de Middellandse zee van het begin van het gebruik van het schrift af tot aan het begin der Middeleeuwen, van ongeveer 3000 v. Christus tot (om het traditionele jaartal te noemen) 476 na Christus. Dit zijn vloeiende grenzen: het gebruik van het schrift heeft eerst geleidelijk ingang gevonden, en niet overal even vroeg, en de overgang van de oudheid naar de middeleeuwen is een proces van eeuwen geweest, waarin de terugzending van de waardigheidstekenen van de Romeinse keizer in het Westen naar Konstantinopel in 476 nauwelijks meer was dan een incident. Men rekent dus de tijd vóór het gebruik van het schrift niet tot de oude geschiedenis. Deze tijd, de praehistorie of voorgeschiedenis, wordt vooral bestudeerd door de archeologen. Wat we over de praehistorie weten, berust uitsluitend op

archeologische gegevens en het ligt voor de hand, dat de geschiedenis van de schriftloze tijd daarom door de ,,gewone" historici meestal wordt overgelaten aan de archeologen-praehistorici. Hoewel voor de bestudering van de oude geschiedenis de archeologische vondsten dikwijls van zeer groot belang zijn, valt de nadruk toch op het onderzoek van hetgeen ons op schrift Is overgeleverd: geschiedschrijving, letterkundige teksten, wetten, inscripties, documenten op papyrus en op kleitafeltjes, opschriften op munten e.d. Dat vereist grondige kennis van althans enige der talen, waarin de bronnen voor de geschiedenis der oudheid zijn geschreven. Daarnaast is nodig dat men vertrouwd is met een aantal hulpwetenschappen en andere wetenschappen, of althans gebruik maakt van de resultaten door de beoefenaars van deze studiegebieden verkregen: epigraphiek, papyrologie, numismatiek, chronologie, archeologie, godsdienstwetenschappen, rechtsgeschiedenis en nog zoveel meer, tot de sterrekunde toe; immers, met behulp van astronomische tabellen kan men de datum van een in onze overlevering vermelde zonsverduistering precies vaststellen, en op deze wijze kan men soms een hele reeks gebeurtenissen dateren. De historicus, en zeker de beoefenaar van de oude geschiedenis, is op deze wijze wel zeer sterk afhankelijk van het werk in andere sectoren van de wetenschap. Omgekeerd is zijn werk ook van belang, zowel voor de philologen als ook voor de theologen, philosophen, beoefenaars van de geschiedenis der geneeskunde en der natuurwetenschappen, enz. De studie van de oude geschiedenis is echter niet alleen van betekenis voor andere takken van wetenschap, en noodzakelijk voor de opleiding van de studenten in de klassieke letteren en de geschiedenis. Zij is ook een zinvol en

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1966

VU-Blad | 201 Pagina's

Vrije Universiteitsblad 1966 - pagina 3

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1966

VU-Blad | 201 Pagina's