Vrije Universiteitsblad 1967 - pagina 3

De raad Vfin

bijstand

De wijziging van de statuten der Vereniging voor wetenschappelijk' onderwijs op gereformeerde grondslag, die, op voorstel van het bestuur, door de in 1965 te Eindhoven gehouden Algemene Vergadering werd aanvaard, omvatte o.a. de invoeging van een artikel betreffende de Raad van Bijstand. Nadat de koninklijke goedkeuring op de gewijzigde statuten bij K.B. van 16 december 1965 was verkregen, heeft het college van directeuren dan ook stappen ondernomen om tot de uitvoering van genoemd artikel, dus tot de instelling van deze Raad van Bijstand te geraken. De voorbereidingen zijn thans zover gevorderd, dat verwacht mag worden dat deze Raad nog vóór de eerstvolgende jaarvergadering voor het eerst bijeengeroepen zal kunnen worden. Het leek mij daarom dienstig door middel van het V.U.-blad de aandacht van de vrienden der Vrije Universiteit te vestigen op dit nieuwe element in de structuur der Vereniging en op de overwegingen die tot de invoering daarvan hebben geleid. Volgens artikel 18 lid 1 van de gewijzigde statuten zal de Raad tot taak hebben: ,,het bestuur desgevraagd óf uit eigen beweging ten aanzien van het te voeren beleid van advies te dienen". Omtrent de samenstelling wordt in lid 5 van hetzelfde artikel bepaald: ,iBij de benoeming der leden zal gestreefd worden naar een zodanige samenstelling van de Raad, dat daarin wetenschappelijke deskundigheid, financieel-economische deskundigheid alsmede algemene beleidservaring in zodanige verhouding vertegenwoordigd zijn als voor het daadwerkelijk verlenen van bijstand aan het bestuur vereist zal zijn". Klaarblijkelijk is dus met de instelling van de Raad bedoeld: een orgaan te scheppen dat krachtens zijn samenstelling de bekwaamheid bezit, en dat statutair, dus in opdracht van de Vereniging, de bevoegdheid en taak heeft om aan het bestuur advies en bijstand te verlenen. Dat daarbij de verantwoordelijkheid van het bestuur tegenover de vereniging onverminderd blijft gehandhaafd, spreekt vanzelf. Uit het feit, dat het bestuur deze aanvulling der statuten heeft voorgesteld, mag worden afgeleid dat het zelf de wenselijkheid van een dergelijk orgaan heeft gevoeld. De argumenten voor deze wenselijkheid zijn dan ook niet moeilijk te vinden. Van ouds is de jaarlijkse Algemene Vergadering het door de statuten aangewezen orgaan, dat het bestuur de gelegenheid biedt verantwoording af te leggen van het gevoerde beheer en waardoor de Vereninging invloed kan oefenen op het te voeren beleid. De geschiedenis heeft bewezen, dat jaarvergaderingen, met name in kritieke perioden in de ontwikkeling der universiteit, inderdaad de gang van zaken daadwerkelijk mede kunnen bepalen. Er kan ook geen twijfel over bestaan, dat de jaarvergadering de statutair omschreven functies ook in de toekomst onverminderd zal moeten blijven vervullen, als zijnde het primair aangewezen orgaan om de wisselwerking tussen het bestuur en vereniging tot gelding te brengen. Men denke In dit verband slechts aan de bepaling, dat een besluit tot wijziging der statuten slechts genomen kan worden met tweederde der op een Algemene Vergadering uitgebrachte stemmen. Intussen kan niet worden ontkend, dat in de gewone gang van zaken de jaarvergadering slechts door een klein percentage der leden wordt bezocht en dat zij in de regel voor een brede en diepgaande gedachtenwisseling over de ingewikkelde beleidsvragen, waarvoor de colleges van directeuren en curatoren, evenzeer als de senaat, zich bij de huidige stand van zaken geplaatst zien, weinig gelegenheid biedt. Die beleidsvragen betreffen o.a. de organisatorische, bedrijfstech-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen