Vrije Universiteitsblad 1968 - pagina 5
Beoefening van wetenschap. W a t betekent dan beoefening van wetenschap? O m dat duidelijk te maken zal ik trachten daar twee karakteristieke kenmerken van aan te geven. Ten eerste wil ik er op wijzen, dat wetenschapsbeoefening een kritieke bezigheid is, waarbij voortdurend gevraagd wordt naar de juistheid der fundamenten, naar de grenzen van de toepasbaarheid v; methoden. Kritisch vragen voor de natuuronderzoeker tweede natuur. Er is ook zo véél te vragen betwijfelen — zelfs in de kunde, waarvan sommig school ten onrechte de indruk hebovergehouden van een gesloten van formules, waarmee je kunt doen" (zelfs atoomm maken!).
Ten tweede wil ik opmerke«| dat de beoefening van wetenschap geen „objectieve" bezigheid is. Langs allerlei vreemde gedachtenwÈjgen vi krijgt de wetenschapsman sultaten. In de wetenscha] publicaties is er meestal va! aanvankelijk gevolgde gedacff gangen niet veel meer overgebleven De regels van het spel vergen een zo logisch en zakelijk mogelijke uiteenzetting. Dat bespaart de lezer tijd en de schrijver drukkosten. Dit neemt echter niet weg, dat de oorspronkelijke wetenschappelijke activiteit een sterk persoonlijk cachet draagt... Foto's: boven- electronenmicroscoop onder prof. dr. Joh. Blok
Wetenschapsbeoefening aan de V.U. Dit geldt niet alleen voor de V.U., maar ook voor andere universiteiten. Toch schuilt het element, dat de V.U. de moeite waard maakt, juist in het kritische en persoonlijke karakter van de beoefening der wetenschap. Ieder mens kritiseert anders, vraagt anders, verwerkt anders en benadert de problemen op eigen wijze. Allen zijn wij mensen met de behoefte, ons te omringen met zekerheden en daardoor maar al te gauw bereid om het meest voor ide hand liggende klakkeloos p te nemen en zo de waarheid te onder vooroordelen. Is het t een heel begrijpelijke zaak, ristenen elkaar helpen, als de amentele vragen van de na'tuurwetenschap aan de orde komen.' Ik denk daarbij niet alleen aan docenten tegenover studenten, maar ook aan docenten en studenten onderling. O m een concreet voorbeeld te geven: Moet de vakkennis van de biochemie omtrent de chemische bepaaldheid van erfelijke eigenschappen zoïider meer worden overgedragen of moet de bespreking hiervan geschieden tegen de achtergrond f a n het besef, dat dit slechts ,de bio(|[iemische kant van de zaak » dat er geen enkele reden is, door de natuurwetenschappebenadering van ons Godsveróiwen te laten beroven? Moet de evolutie worden behandeld in de sfeer van algemeen menselijk geloof in de vooruitgang of kritisch besproken als' werkhypothese met aandacht voor de misverstanden, die er kunnen ontstaan door de traditionele confrontatie van een rationalistische natuurwetenschap meteen rationalistische bijbelinterpretatie ?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1968
VU-Blad | 226 Pagina's