Vrije Universiteitsblad 1968 - pagina 131

enerzijds de verbondenheid met het verleden duidelijl< zou doen blijken en anderzijds vervat zou zijn in termen, die de huidige generatie duidelijk zouden toespreken. De commissie heeft zich, onder voorzitterschap van de curator ds. P. N., Kruyswijk, in meer dan 20 vergaderingen met deze vraagstelling uitvoerig en diepgaand beziggehouden. Uit het voorlopig rapport dat zij in oktober 1967 uitbracht, blijkt dat in deze besprekingen de onzekerheid omtrent de vraag w/elke inhoud aan het begrip ,,gereformeerde beginselen" als bedoeld in het grondslagartikel moest w/orden gegeven, aan een yruchtbare behandeling van de vraag hoe de grondslag in het onderwijs zou moeten functioneren bij de voortduur in de weg heeft gestaan. Het gevolg was dan ook dat de commissie moest verklaren op dit punt haar opdracht niet te hebben kunnen voltooien. Het is duidelijk dat juist hierdoor ook de commissie tot de slotsom moest komen dat een herformulering gewenst was. Geleid door de gedachte dat van de formulering van de religieuze positiebepaling ook een evocatieve kracht moet uitgaan èn in de eenstemmige overtuiging dat het Evangelie van Jezus Christus de bron en de wortel van onze religieuze positie-bepaling is, geeft de commissie tenslotte in overweging dit ook uit de statuten ondubbelzinnig te doen blijken door als grondslag voor alle arbeid van onze Vereniging aan te geven:

,,Het Evangelie van Jezus Christus, dat naar de openbaring in de Heilige Schrift de mens in zijn gehele leven roept tot de dienst en verheerlijking van de ene God, Vader, Zoon en Heilige Geest". In het u toegezonden jaarverslag is u reeds medegedeeld dat de grondgedachte van dit advies van de commissie zowel bij de colleges van directeuren en curatoren als bij de Raad van Bijstand, instemming heeft gevonden, doch dat de wijze waarop deze grondgedachte zal kunnen worden uitgewerkt in een aan de ledenvergadering aan te bieden voorstel tot statutenwijziging, ongetwijfeld nog veel nader overleg zal vergen. Het bestuur heeft echter gemeend u in dit stadium van het intern beraad, niet onkundig te mogen laten van de bpsis waarop het overleg zich thans "beweegt. Wanneer u dit reeds thans aanleiding zou geven tot uitingen van medeleven en mededenken in deze voor heden en toekomst van onze Vereniging en onze Universiteit uiterst belangrijke beleidszaak, dan zal uw bestuur dit ten zeerste op prijs stellen. Uit het gezegde moge u gebleken zijn, dat de door de commissie aangegeven formulering inderdaad bedoelt te beantwoorden aan de eis dat zij enerzijds de band aan het verleden tot uitdrgkking brengt en anderzijds de huidige generatie op een het hart rakende wijze toespreekt.

De Hortus Botapicus.

J.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen