Vrije Universiteitsblad 1968 - pagina 29

Mevrouw De Vree is onlangs verhuisd en nu heeft ze een paar kennissen uit haar vorige woonplaats op visite. „Bevalt het je hier", vragen ze. „O ja", zegt mevrouw De Vree opgewekt, „er zijn goeie winkels in de buurt en om de hoek heb je een apotheek. Maar een dokter weet ik nog niet, daar ken ik hier nog te weinig mensen voor. Och, hoe gaat het, voor allerlei dingen kan het je niet schelen wat iemand van z'n geloof is, maar met een dokter is dat wat anders... Ik heb tenminste graag een christelijke dokter, want je wilt toch ook wel eens met hem praten..." „Koffiepraat", zegt iemand. Koffiepraat, want een dokter is een dokter en je moet heus niet denken dat een christelijke dokter ook maar een pietsje beter is dan een ander. Koffiepraat.' Dat zal prof. dr. J. Janssens, hoogleraar in de gynaecologie en obstetrie aan de Vrije Universiteit, niet zeggen. Dit wordt duidelijk als wij met hem zitten te praten over de vraag, die huiselijk omschreven hierop neerkomt: W a t is het verschil tussen een niet-christelijke arts en een christen-arts. „Wij": dat zijn mej. A. van Riessen, hoofd van het bureau van de faculteit der geneeskunde, de heer P. Faber, hoofd van de afdeling Landelijke Organisatie en ondergetekende. W e zitten op deze fleurige winterochtend — uit het raam zien we het lichtbesneeuwde terrein'van de V.U. onder een strakblauwe hemel — in de werkkamer van prof. Janssens. De vraag ligt in zekere zin voor de hand. De Vrije Universiteit is een christelijke universiteit. Aan deze universiteit worden artsen opgeleid. Zouden dat nu heus andere dokters worden dan degenen, die aan een rijksuniversiteit hun opleiding krijgen.' Of is dat christelijke een sausje er over heen, prettig voor de mensen die, zoals mevrouw De Vree, graag een christelijke dokter hebben en verder niets? Prof. Janssens wil er mee beginnen, dat hij zichzelf afvraagt: W a t is de taak van een christen-arts? Langzaam en zorgvuldig formuleert hij: De taak van een christenarts is het op wetenschappelijk verantwoorde wijze uitvoeren van het onderzoek en de behandeling van de patiënt, zich daarbij voor wat betreft de waardigheid en de betekenis van het mens-zijn baserende op hetgeen de bijbel daaromtrent leert... Hebt u dat?

illii

Ik heb het genoteerd en prof. Janssens vervolgt: Dan komt de tweede vraag: Is er een fundamenteel verschil tussen de handelwijze van een christen-arts en een niet-christelijke arts? In de praktijk van het werk hoeft een verschil maar zeer gering tot uiting te komen, omdat iedere arts, christen of niet, deze grondregel heeft dat hij nimmer iets tot schade van de medemens onderneemt. En die medemenselijke bejegening verschilt — ik stel het nog eens nuchter vast— in de praktijk niet zoveel als sommigen, misschien theoretisch redenerend, menen. W e zijn nog niet aan een conclusie toe; prof. Janssens vervolgt zijn betoog: N u onderscheiden we in de geneeskunde zó: de geneeskunde als wetenschap en de geneeskunst als... laat ik het woord maar aanhouden: als kunst. Het is van groot belang dat, wat betreft de geneeskunde, we zien dat de mens-biologische feiten voor een christen-arts precies dezelfde zijn, en nooit anders, als voor een, zeg maar, boedFoto: van finks naaf rechts:

prof. dr. J. Janssens, A. J. Klei (voorgrond), mej. A. van Riessen, P. Faber.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen