GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1972 - pagina 533

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1972 - pagina 533

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

handeling, dat de Gemeenschap in 1971 ten behoeve van alle ontwikkelingslanden in werking heeft gesteld, zorgvuldig zó bescheiden en voorzichtig opgezet dat de speciale preferenties in het kader van de associatie er niet al te sterk door achteruitgaan.

Vooruitzichten Verdiepen wij ons nu in het tweede deel van de vraag, namelijk welke plannen er bestaan voor het toekomstige beleid ten behoeve van de ontwikkelingslanden, dan is het duidelijk dat gezien het verleden de ontwikkelingslanden geen hoge verwachtingen mogen koesteren. Om te beginnen spelen ook bij de Engelse toetreding de associatiebetrekkingen een belangrijke rol. Engeland heeft namelijk een soortgelijke regehng met zijn voormalige koloniën opgezet. Dit is het Gemenebestsysteem. Voor een flink aantal ontwikkelingslanden hield dit een speciale voorkeursbehandeling in op de Engelse markt. Maar nu Engeland deel gaat uitmaken van deze Gemeenschappelijke Markt, moet deze behandeling worden herzien. Nu moet men echter niet denken dat de Gemeenschap zich bereid heeft verklaard alle rechten van de Gemenebest-ontwikkelingslanden over te nemen. Zij heeft dat alléén willen doen voor de landen die in Afrika zijn gelegen, en verder voor enkele eilanden in de Indische en in de Stille Oceaan, en in de CaraiTjen. Aziatische ontwikkelingslanden met zeer grote en arme bevolkingen, als India, West-Pakistan en Bangla Desh, vallen er buiten (deze landen alleen bevatten al meer dan driemaal zoveel mensen als geheel Afrika!). De Europese Gemeenschap geeft met deze houding duidelijk aan dat haar voornaamste overweging niet is met deze associatiepolitiek een stuk ontwikkelingswerk te bedrijven (hoewel dat wel altijd wordt gezegd). De geografische voorkeur voor Afrika en het Middellandse-Zeegebied wordt kennelijk in veel grotere mate ingegeven door de wens een eigen Europese invloedssfeer in stand te houden en te versterken in dat gebied. Met name de Fransen zijn hiervan de sterke pleitbezorgers. Zij streven naar de vestiging van een Eurafrikaanse gemeenschap, die in schijn gebaseerd is op gelijkwaardigheid (bijvoorbeeld door gezamenlijke instituties met gelijke vertegenwoordiging), maar die door de geweldige verschillen in ontwikkelingsniveau en gevarieerdheid van de economieën, neerkomt op een vastlegging van de koloniaal gegroeide afhankelijkheidsbanden en daardoor op een voortduring van de welvaartsongelijkheid.

Militair Terzijde kan worden opgemerkt dat Frankrijk ook militaire middelen gebruikt om haar belangen in Afrika te beschermen. Het behoudende regime in Gabon kon alleen met

behulp van Franse parachutisten worden behoed voor een staatsgreep, terwijl ook in Tsjaad al jarenlang Franse troepen gemengd zijn in de strijd tegen de binnenlandse guerrilla. Strict formeel geredeneerd is dit alleen een Franse aangelegenheid. Maar het feit dat Frankrijk met de overige lidstaten een Gemeenschap vormt en er in geslaagd is deze mee te krijgen in het associatieschip, maakt hen toch wel voor een stuk medeverantwoordelijk. Enkele van de partners, zoals Nederland, hebben altijd wel enig verzet geboden aan het besloten karakter van het associatiesysteem, maar dit bleef toch grotendeels lippendienst. En als het zo te pas kwam, waren zij er ook niet vies van een graantje mee te pikken van de zich voordoende afzet- en investeringsmogelijkheden in het associatiegebied.

Voordeel Men mag zich dan ook wel afvragen over wiens voordelen eigenlijk gesproken wordt in de slotverklaring van de recente topconferentie, waarin te lezen valt dat 'de Gemeenschap, zonder de voordelen te wijzigen, die zij toekent aan de landen met wie zij bijzondere betrekkingen onderhoudt, nog meer dan vroeger dient tegemoet te komen aan de verwachtingen van alle ontwikkelingslanden'. Onder de uitdrukkelijke herhaling van 'het fundamentele belang' dat de Gemeenschap hecht aan de associatiepolitiek, worden in deze verklaring vier punten genoemd die gestalte zullen moeten geven aan de ontwikkelingssamenwerking van de Gemeenschap in de toekomst. Het heeft geen zin deze punten hier precies weer te geven, want ze zijn zo vaag en vrijblijvend dat hun reële betekenis heel gering is. Ze blijven met name achter

bij aanbevehngen die al enkele jaren geleden in de Verenigde Naties zijn opgesteld. Er worden geen concrete streefbedragen en -data genoemd, en er ontbreken enkele zeer fundamentele elementen aan. Als deze toezeggingen moeten voldoen aan wat de slotverklaring noemt: het nog meer dan vroeger tegemoet komen aan de verwachtingen van alle ontwikkelingslanden, dan kan deze tekst een cynische bevestiging heten van wat hierboven al werd gezegd, namelijk dat er vroeger bijna niets gebeurde (eerder het tegendeel) en dat de verwachtingen van de ontwikkelingslanden wel heel laag zijn!

Kiezen Voor Nederland, dat er bij internationale bijeenkomsten prat op gaat dat hier de ontwikkehngssamenwerking zo'n hoge prioriteit heeft, wordt het langzamerhand tijd te gaan inzien dat we met dit Europese beleid op de verkeerde weg zijn. Men behoeft geen tegenstander van Europese éénwording te zijn, om te kunnen vaststellen dat er in de huidige omstandigheden sprake is van ernstig conflicterende doelstellingen. Wij kunnen niet met dit Europa meegaan, zonder kennelijk de minder bedeelde volkeren grote schade te berokkenen. Daarom zullen wij nu moeten kiezen. Wij zullen onze verdere medewerking afhankelijk moeten stellen van de bereidheid van de partners om eerst concrete en verregaande maatregelen door te voeren ten behoeve van de ontwikkelingslanden. Deze voorwaarde, samen met de eveneens door Nederland bepleite democratisering van de Gemeenschap, zal de leidraad moeten zijn van onze opstelling in Brussel. Willen de anderen niet, dan is het beter dat wij ook niet meer willen. 13

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1972

VU-Magazine | 570 Pagina's

VU Magazine 1972 - pagina 533

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1972

VU-Magazine | 570 Pagina's