GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1972 - pagina 387

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1972 - pagina 387

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dr. D. Th. Kuiper

't Was een verlate aflossing van de wacht 'Beroepsrevolutionairen zijn zélf meestal ook geen arbeider,' merkt dr. D. Th. Kuiper terloops ergens op in het gesprek dat hij met VU-magazine heeft over de 'Voormannen' van de gereformeerden. Inderdaad mogen zeer veel leidende figuren in de beweging, die later aangeduid zou worden als de emancipatie van het gereformeerde volksdeel, niet zelf tot de 'kleine luyden' gerekend worden. Er waren aanvankelijk nogal wat 'patriciërs' in de gereformeerde beweging en ook 'hoge heren met dubbele namen', de adel met wie Kuyper in de vorige eeuw zo nu en dan overhoop lag. Toch was het behoren tot een aanzienlijke familie in de vorige eeuw niet meer uitsluitend bepalend voor iemands sociale positie. Kuiper: 'Een belangrijke conclusie uit het eerste deel van m'n boek is, dat er in de negentiende eeuw geen echte standenstructuur meer heerste, maar dat er wel een krachtige na-werking was van elementen uit die oude standenstructuur. De post-standenstructuur ging omstreeks 1900 plaats maken voor een andere manier van stratificatie, waarbij de waarde van het beroep een grotere rol ging spelen. Standselementen, zoals: hoor je tot de adel of het patriciaat, werden van minder betekenis. De verzuiling bevorderde ook het verdwijnen van de oude standenstructuur. Dat ging allemaal heel langzaam natuurlijk.' De eerste 'aflossing van de wacht' in gereformeerde kring, voltrok zich volgens Kuiper tegen het einde van de vorige eeuw. 'De doleantie in 1886, het verdwijnen van een aantal mensen aan de VU (Hoedemaker, Van Boetzelaer, J. C. Fabius, Felix en zo), 1894, scheiding in de AR-partij, 1896 het verdwijnen van Lohman bij de VU met in diens kielzog Hovy als directeur en Van Beeck Calkoen als curator, al die gebeurtenissen vormden in feite de eerste 'aflossing van de wacht', die samenviel met het feit dat de

post-standenstructuur tot het verleden ging behoren.' VU-magazine: Een soort 'zuivering' kun je zeggen? Kuiper: Dat is 'n wat geladen woord . . . Je kunt zeggen . . . ja, het patriciaat vertegenwoordigde toch 'n levensstijl, 'n cultuur en 'n sociale status, die over het algemeen conserverend was en die in ieder geval in de geest van de tijd langzaam zou gaan verdwijnen, 't Zijn heel langzame processen geweest.

Scheiding Die 'aflossing van de wacht' nu is gepaard gegaan met een scheiding tussen de 'kleine luyden' en hen die zich daarmee identificeerden enerzijds en anderzijds de meer ethische mensen, die tot 'n hogere sociale groepering behoorden. Daarmee heb ik, tussen haakjes, m'n uitspraak over het conservatisme natuurlijk al enorm genuanceerd. In sociaal opzicht waren allerlei ethische mensen in de hervormde kerk vrij conservatief; ze hielden aan de bestaande toestanden vast en dergelijke, maar theologisch waren ze natuurlijk niet conservatief In dat opzicht waren het juist mensen, die probeerden een oplossing voor de moderne tijd te vinden door de moderne wetenschap in de theologie te verwerken. Vóór 1880 bestond de kerngroep van de gereformeerden dus vooral uit adel, patriciaat en 'n klein gedeelte burgers. Vanaf 1880 gaat de kerngroep bestaan uit 'n aantal patriciërs en een groot aantal nieuwelingen. Maar er blijft een belangrijke rest patricische families over, die bewust voor de doleantie kozen. En wat ik nu eigenlijk wil zeggen in m'n boek is dit, datje het conflict tussen 1900 en 1930, culminerend in de Geelkerken-kwestie, als een 'verlate aflossing van de wacht' zou kunnen beschrijven. Met name de zoons van een aantal mensen van patricische afkomst, bleken zich toch niet goed thuis te gevoelen in de levensstijl van de 'mannenbroeders'. Dezelfde spanningen deden zich voor bij die families, die beschouwd mogen worden als 'homines novi' (nieuwelingen) in de kerngroep, en die zich waren gaan refereren aan het cultuurpatroon van die groep. Die mensen zijn er niet allemaal uitgegooid, 'n klein gedeelte maar. 'n Deel ervan voelde zich toch niet meer thuis in het mannenbroedersklimaat. Er waren er die zich aangetrokken voelden tot de Oxfordbeweging, anderen gingen over naar het Hersteld Verband of de 23

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1972

VU-Magazine | 570 Pagina's

VU Magazine 1972 - pagina 387

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1972

VU-Magazine | 570 Pagina's