GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1973 - pagina 184

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1973 - pagina 184

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

dingsgewijs een veer laten sinds 1930. De 10% hoogste inkomenstrekkers verwierven toen nog 38% van de nationale koek, in 1950 was dat 35% en in 1967 moest deze groep zich tevredenstellen met 33%. (Het leeuwedeel van deze hap gaat overigens naar de 5% hoogste inkomenstrekkers, die hun aandeel vanaf 1930 zagen teruglopen van 30% tot 21%). Ook hier geldt weer dat het gaat om verhoudingen. De enorme groei van het nationale inkomen maakt dat de topgroep met zeer grote bedragen naar huis gaat, ondanks het feit dat men genoegen moest nemen met een wat kleiner partje. Zowel voor de topinkomens als de lagere inkomens kan echter gezegd worden, dat er sinds 1930 sprake is geweest van achteruitgang. Wie verhoudingsgewijs een gro-

cent hoogstbetaalden nam echter weer af. 'Slechts' eenderde van de nationale koek gaat naar de 10% meestbetaalden. Ondanks alle gepraat en gedebatteer over een rechtvaardiger, of een meer aanvaardbare, inkomensverdeling is er dus sinds 1930 niet zo bar veel veranderd. Aan een echte inkomenspolitiek is tot dusver dan ook niet veel gedaan. Het effect van diverse maatregelen is geweest, dat de verdeling van de nationale koek niet nóg aanzienlijk ongelijker is geworden.

Belastingen

zgn. vrije beroepen, zoals artsen, accountants, advocaten. Helaas is nog nauwelijks onderzoek naar het afwentelen ingesteld, zodat conclusies speculatief kunnen zijn.' Hij signaleerde daarnaast 'fiscale acrobatiek' en 'fiscale discriminatie', die de potentieel nivellerende werking van het belastingstelsel uitholt. Prof. dr. N. H. Douben schrijft daarover in z'n boekje 'Het herverdeelde inkomen' (macht en onmacht van overheid en fiscus). Zo stijgt b.v. de relatieve betekenis van aftrekposten voortdurend tot een inkomen van f 50.000,-. Nivellerend werkt de progressieve belasting wel, maar de werking ervan wordt, naar tal

Lange tijd is gedacht dat een progressieve inkomstenbelasting hèt middel was om tot een grotere inkomensgelijkheid te komen. De veelvuldig gehoorde klacht dat het geen zin heeft om meer te verdienen 'want het gaat toch allemaal naar de belastingen' heeft dit geloof gepopulariseerd en wijd verbreid. In tegenspraak daarmee was het toenemend vertoon van uiterlijk welvaren (indrukwekkende jachten, luxe bungalows enz.) dat men kon waarnemen en van mond tot mond gaat ook het jaarlijkse CBS-bericht hoeveel miljonairs er enkele jaren geleden weer zijn bij gekomen. (Het laatste cijfer meldt dat in 1967 het aantal met 1.200 steeg tot 6.700). Kunstenaars verklaarden ook dit paradoxaal lijkende verschijnsel eerder dan de wetenschap. De letterkundige W. F. Hermans viel in 1968 de eer te beurt te worden aangehaald in de openbare les over Inkomenspolitiek, waarmee dr. O. de Galan in Groningen een lectoraat in de economie aanvaardde. 'Wat een onnozele breinen rroeten dat geweest zijn, de uitvinders van progressieve inkomstenbelasting! Alsof iemand die er al voor gezorgd heeft meer te verdienen dan een ander, zich door de inkomstenbelasting van de wijs zou laten brengen!'

ter part kregen, waren de middengroepen (de decielen 6, 7, 8 en 9). Tussen de middengroepen en de laagstbetaalde helft van de inkomenstrekkers was er dus sinds 1930 sprake van denivellering. De afstand werd groter. Het komt er samengevat dus op neer, dat niet alle inkomensgroepen in gelijke mate hebben geprofiteerd van de welvaartsgroei in Nederland. De laagstbetaalde helft zag haar aandeel van de nationale koek sinds 1930 met een zes procent teruglopen. Het part van de middengroep groeide met elf procent. Het part van de tien pro24

Inderdaad blijken de topverdieners niet uit het veld geslagen door het feit, dat ze van elke gulden, die ze boven de twee ton verdienen, 70/2 cent aan inkomstenbelasting moeten betalen. Wie bij machte is zeer veel te verdienen, blijkt in de praktijk ook wel bij machte om de druk van de progressieve belasting af te wentelen op anderen. Een bepaald niveau stelt zijn inkomen zélf vast. Uitgaande van wat men 'schoon in 't handje' wenst, kan daarna aan de hand van de belastingtabellen worden bepaald hoe hoog het bruto Inkomen zou moeten zijn. Drs. Van Cuilenburg (in scriptie): 'Sommige groepen in de samenleving hebben daartoe uiteraard meer mogelijkheden dan anderen; in dit verband valt te denken aan de

van deskundigen becijferden, steeds geringer. Een (gering) denivellerend effect hebben de indirecte belastingen, want deze drukken relatief zwaarder op lagere dan op hogere inkomens. 'Relatief neutraal' wordt de invloed op de inkomensverdeling geacht van het pakket sociale voorzieningen, omdat zowel de premieheffingen als uitkeringen veelal naar evenredigheid geschieden. De Economie Commission for Europe is van mening dat het totale belastingen- en sociale voorzieningensysteem in West-Europa over het

* #

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1973

VU-Magazine | 574 Pagina's

VU Magazine 1973 - pagina 184

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1973

VU-Magazine | 574 Pagina's