GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1973 - pagina 267

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1973 - pagina 267

1 minuut leestijd Arcering uitzetten

G e l o v e n vsre e r n o g in ? Dit moet een verhaal worden over de Vereniging en de Universiteit en daar zijn wel tien verhalen over te vertellen. Het behoeft er gelukkig maar één te zijn, één klein verhaaltje over maar één elementje in hun veelzijdige verhouding. Ik dacht dat het maar een verhaal moest worden over de vraag, of we er nog In geloven. Zien we het nog zitten? Is daar tegenwoordig nog iets van te maken? En toen dacht ik verder aan een vraag van Jezus. 'De Zoon des mensen, als Hij komt, zal Hij dan nog wel het geloof vinden op aarde?' Die vraag staat in het evangelie, in Lucas 18:8. Het is duidelijk niet een vraag waar je als vanzelf een positief antwoord op kunt verwachten. Integendeel, het is een verontrustende en kritische vraag. Dat merken we goed als we de vraag lezen, die er aan voorafgaat. 'Zal God dan aan Zijn uitverl<orenen geen recht verschaffen, die dag en nacht tot Hem roepen en laat Hij hen wachten?' Dat is bijna een retorische vraag. Daar behoef je niet lang over na te denken. De Rechter van hemel en aarde zal wel recht doen. De Zoon der mensen zal komen en dan geschiedt er eindelijk recht. Dat is de zaak niet. Maar als Hij komt, die Zoon des mensen, zijn er dan mensen 'op de aarde die er nog in geloven; die er ondanks alles nog in zijn blijven geloven; mensen die het nog zagen zitten en die het er altijd maar weer op neer lieten komen dat er nog wél iets van te maken was? In het leven van alledag heb je zulke mensen. Aan de twee vragen in Lucas 18:7 en 8 gaat een verhaal vooraf over zo'n mens, het verhaal over die drammende weduwe. We plegen dat verhaal te betitelen als 'de gelijkenis van de onrechtvaardige rechter'. Maar het is het verhaal over een mooi mens, die er nog in geloofde. Het speelde zich af in een zekere stad. Die stad had een rechter. Het was in dit geval een hardvochtige man en hij liet zich door niemand iets wijs maken. Ook de rabbi hoefde hem niets te vertellen. Hij bekommerde zich niet om God en hij stoorde zich aan geen mens, hij niet! Hij had zo zijn eigen opvattingen over watje deed en niet deed. Dat waren zijn zaken. Maar ieder in de stad die een rechtszaak had, was van hem afhankelijk. Zou de kadi de zaak op de rol zet-

door prof. dr. R. Schippers ten? Je moest van goeden huize zijn om het zover te krijgen. Daarom had het er alles van dat die weduwe in de stad, die een rechtszaak had, nooit een kans op een uitspraak zou krijgen. Ze deed wei telkens een poging om haar zaak aanhangig gemaakt te krijgen. Maar wat kon de kadi dat arme mens schelen? Er was geen droog brood aan haar te verdienen. Bovendien had de rechter zijn eigen prioriteitenschema. Wat wou dat mens? Hij had nu eenmaal 'geen tijd' gezegd. Hij maakte toch zeker de dienst uit! Maar die vrouw geloofde er nog in. Ze geloofde in het nooit-opgeven. Want de kadi was er voor en zij had een rechtszaak. Zij liet zich niet afschepen, zij niet! Maar ze had ook weinig anders dan die rechtszaak en dat gevoel dat de aanhouder wint. De afloop is bekend. De drammende weduwe heeft gewonnen. Nu moeten wij enige voorzichtige conclusies trekken. Dus dient er eerst iets gezegd te worden over het derde van vergelijking, zoals dat heet. Natuurlijk staat in de gelijkenis van Jezus de onhebbelijkheid van de rechter niet voor iets in God, Er is in de gelijkenis in het evangelie maar één trekje, dat we moeten 'overbrengen' en dat is het nooitopgeven van die vrouw. En als wij ons nu van die oude gelijkenis bedienen om iets te zeggen over de' Vereniging en de Universiteit, staat de Universiteit niet voor die schandalige rechter en de Vereniging staat niet voor die arme weduwe. Maar er is tussen die twee mensen van toen in die onbekende stad wel iets geweest waar we aan denken kunnen als we ons willen realiseren wat de Vereniging speciaal nodig heeft om als Vereniging tegenover de Universiteit tot haar recht te komen. De Vereniging moet volhouden. Van de kant van de Universiteit zal men daar alle waardering voor hebben, maar tegelijk zal men dikwijls niet weten wat men er mee moet. De Universiteit heeft niet alleen haar zelfbestuur en haar eigen wetenschappelijke verantwoordelijkheid, ze heeft ook haar eigen wetmatigheden. Zij weet wat kan, wat het kost, wat er bij een onderzoek allemaal komt kijken, dat ze ook een onderwijstaak heeft, dat ze een bepaald niveau

moet handhaven, dat de werkelijkheid veel ingewikkelder is dan de gewone man in de Vereniging kan weten. De Universiteit wil best, maar je moetin de eerste plaats Universiteit zijn en blijven. Daar kunnen we nu nog lang over uithalen, maar zo liggen de dingen. En hoe zou de Vereniging daar tegenop kunnen? Bovendien, waar moet het volhouden dan in bestaan? In het omslagverhaal in deze aflevering komt dat wel aan de orde. Naar mijn stellige mening blijkt daar o.m. uit, dat de Vereniging de studenten niet kan missen bij dat volharden in het verlangen dat er iets uit komt waar een christenmens wat aan heeft. De studenten formuleren dat anders en in de officiële stukken van de Vereniging wordt ook deftiger hierover gesproken. 'Op welke wijze kan de Vereniging functioneren als gesprekspartner vanuit de maatschappij?', zo heet het dan in die moderne kanselarijtaal. Maar welke taal hier ook wordt gesproken en welke woorden worden gebezigd, het komt hierop neer dat de Vereniging wil dat de Universiteit op een aansprekende manier ingaat op de nieuwe vragen van de dag. En, als gezegd, dikwijls zijn dat ook de vragen van vele studenten. Maar er is nog iets dat hier moet worden gezegd. Dat hangt samen met die vraag of de Zoon des mensen, als Hij komt, op de aarde wel het geloof zal vinden. Dat is het geloof dat blijft wachten op de oplossing die de Zoon des mensen zal meebrengen als Hij komt. Tenslotte is de Vereniging destijds opgericht, zo zou men hetkunnenzeggen, omdat zij een wetenschappelijk antwoord hebben wilde op de vragen van geloof, recht, gezondheid en ziekte, de machten der natuur en der geschiedenis, de menselijke samenleving en dat alles in de verwachting dat dit antwoord de komst van Gods Koninkrijk zou dienen. Welnu, al dat volhouden, dat nietopgeven of hoe men het noemen wil, zoals de Vereniging het thans tot een stuk van haar bedrijf zou moeten maken, zal een wortel, een krachtbron, een motivatie nodig hebben. En die ligt in dat geloof, waarvan het in Lucas 18 de vraag is of de Zoon des mensen het zal vinden. Met het antwoord op die vraag hangt het tenslotte samen of de Vereniging nog iets in de Universiteit ziet.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1973

VU-Magazine | 574 Pagina's

VU Magazine 1973 - pagina 267

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1973

VU-Magazine | 574 Pagina's