GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1973 - pagina 344

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1973 - pagina 344

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

so moet het 'er so mee doorgaar); echter dragen wy so veel mogelyke datse niet te hard werden gebrand, namentlyk de Vrouwlieden, die doch wat teerder vallen.'

doch sorg, vooraltoos

OC Een Moor uyt Africa Dat het gruwelijke bedrijf toch niet iedereen lekker zat, bewijst de grote belangstelling in 1742 voor het 'Staatkundig-Godgeleerd Onderzoekschrift over de Slaverny, als niet strydig tegen de Christelyke Vryheid', een boekje dat in vijftien maanden viermaal moest worden herdrukt en een eeuw lang met instemming werd aangehaald. Het overtuigende zat'em vooral in de persoon van de auteur, op het titelblad geïntroduceerd als 'een Moor uyt Africa'. De schrijver, ds. J. E. J. Capiteyn, was indertijd aan de Westkust van Afrika gekocht door compagniesdienaar Van Gogh, die het intelligente kereltje meenam naar de Republiek en hem in Leiden theologie liet studeren. Op 25-jarige leeftijd hield deze daar een dispuut-oratie, waarin hij, zich beroepend op de Bijbel en Calvijn, de slavernij verdedigde. De voldoening in de Republiek was groot. De negerpredikant trok volle kerken en in menige huiskamer kwam zijn portret te hangen, voorzien van het volgende gedicht: '/Aanschouwer, zie dee'z MOOR! zyn vel is zwart, maar wit zijn ziel, daar JEZUS zelf als Priester voor hem bidt. Hij gaat Geloof, en Hoop en Liefde aan Mooren leeren. Op dat zij, witgemaakt, met hem het LAM steeds eeren.' Groot was ook de voldoening van de ondernemers van de West-Indische Compagnie. Zending onder de negers had men totdan maar een hachelijke zaak geacht, want wie weet tot welke gevaarlijke denkbeelden de slaven konden komen, wanneer zij vernamen ook naar Gods beeld te zijn geschapen, maar deze Capiteyn was een man naar hun hart. Hij zou de handel niet in gevaar brengen en de zaken liepen de laatste jaren toch al niet zo best. Daarom had in 1726 de gecommitteerde van de 'Camer op de Maze' al aan de ondernemers van de Compagnie in overweging gegeven 'off tot verkrygingh van den zeegen van Godt-A'lmagtigh over trafique, zeevaert en commercie van deese Compagnie, niet hoognoodig waaren, dat serieuselijk gedagt wierde op de voortplantingh van de waare gereformeerde religie, in het overbrengen van het ligt des Evangeliums onder de verre affgeleege volkeren in de Westindien ende plaatsen, waerop de voorsegde Compagnie handel 28

Portret van de negerpredikant J. E. J. Capiteln. Naar een kopergravure van F. van Bieiswljck, 1742

drijft, mitsgaders daer deselve colonien heefft, offte andere etablissementen insonderheyt met relatie tot de swarten off zoogenaamde negros slaaven.' Capitein was de man naar het oordeel van de Heeren Tienen (de directie van de WIC) om dit karwei te klaren en zo werd hij naar het slavenfort Elmina gezonden.

Tien geboden Vanuit bedrijfseconomisch gezichtspunt kweet de oktober 1742 in het fort Elmina gearriveerde predikant zich voortreffelijk van zijn taak. Een jaar na aankomst zond hij de Heeren Tienen ter goedkeuring zijn ontwerp van de vertaling van de Tien

Geboden in de negertaai van dat deel van de Afrikaanse kust. Om te voorkomen dat bij zijn zwarte catechisanten het idee zou opkomen dat er iets nóg machtigers was dan de Nederlandse onderneming, die hem had gezonden (Jan Companie), had hij het 'Ik ben de Heer, Uw God. . . enz.' vertaald met 'Ik ben Jan Compón . . . enz.' En uit het vierde gebod, waarin sabbatsrust wordt bevolen, had hij de woorden 'noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd' maar eenvoudig weggelaten, want slaven werkten ook 's zondags als hun meesters dat wensten. De Heeren Tien van de West Indische Compagnie bekeken het ontwerp instemmend, keurden het goed, lieten het drukken (bij Jacobus de Beunje in Leiden, 1744). Maar deze aanpassing van de geloofsstukken aan de bedrijfseconomische belangen van de WIC ging de theologen toch iets te ver. De Classis Amsterdam kreeg de vertaling onder ogen en eiste verbetering van de boekjes. Bij gelegenheid, zou hij dat doen, beloofde ds Capitein wat vaagjes. Ondertussen ging hij rustig door zijn leerlingen uit het afgekeurde boekje te onderwijzen. Een succes werd Capitein's herderlijke arbeid overigens niet. Na een paar jaar vol kwesties, overleed de predikant. Jan Companie heeft zich verder maar niet meer met zielszorg ingelaten. Slaven waren eigenlijk ook geen echte mensen, zo was in protestantse kringen de opvatting. Een Surinaamse ordonnantie van 1804 spreekt dan ook over slaven als 'deze voorwerpen'. Zoveel als mogelijk werd getracht de gedachte weg te drukken als zouden christelijke opvattingen over de mens ook op negers toegepast moeten worden, want dat was uiterst schadelijk voor de bedrijfsuitkomsten. Gedurende alle eeuwen dat de slavenhandel is bedreven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1973

VU-Magazine | 574 Pagina's

VU Magazine 1973 - pagina 344

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1973

VU-Magazine | 574 Pagina's