GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1975 - pagina 231

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1975 - pagina 231

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Overheid zou minder op ionen en meer op winsten moeten ieunen Over de ongelijke verdeling van geld en goed en over het streven die te verminderen, schijnt meer te zijn geschreven dan een mens in zijn leven kan lezen. Alle inspanningen van de economische theoretici die zich met dit probleem hebben beziggehouden ten spijt, bestaat tot op heden geen algemeen aanvaarde 'blauwdruk', waarmee het verkleinen van de verschillen ter hand zou kunnen worden genomen. Een onbevredigende situatie.

Want inkomensverdeling is niet een onderwerp, waarmee deze of gene hooggeleerde zich in alle rust zou kunnen terugtrekken, om na verloop van tijd de buitenwereld van zijn bevindingen op de hoogte te stellen. Het is integendeel de laatste jaren nauwelijks meer weg te denken als sociaal-politieke 'topic', en nog maar enige weken geleden werd over de manier en het tijdstip, waarop de verschillen in inkomens zouden moeten worden verkleind, in het kabinet-Den Uyl een ruzie uitgevochten die minister Lubbers bijna deed opstappen. De welvaart die aan velen ten deel viel, deed die belangstelling niet verminderen. Integendeel: 'Het is niet onwaarschijnlijk dat met het stijgen van het opleidingspeil en het welvaartsniveau velen zich kritischer gaan opstellen tegenover de ongelijke inkomensverdeling', zo veronderstelde dr. B. de Vries in zijn proefschrift ('Loonquote en Loonstructuur', uitgave: H. E. StenfertKroeseB.V.,Leiden). Ook de 'crisis in het groeigeloof (zie VUmagazine maart 72) kan hebben bijgedragen tot de kritiek op de huidige verdeling. Wanneer men het minder gewenst vindt dat de levenstandaard van de laagst-betaalden wordt verhoogd door middel van groei, dan denkt men al gauw aan nivellering om dat doel te bereiken. Als een mogelijke derde oorzaak voor de interesse in de problematiek noemde dr. De Vries de kritiek die bestaat op de economische wetenschap zelf. De theorieën, waarin de bestaande inkomensverdeling volledig wordt toegeschreven aan krachten in de economische orde zelf, waarop je niet ongestraft kunt ingrijpen, worden met wantrouwen gezien en worden gemakkelijker dan vroeger van ideologische vooroordelen verdacht.

Informatie Over de economische wetenschap gesproken: dr. De Vries schreef met enige nadruk dat de inkomensverschillen ('een belangrijke oorzaak en manifestatie van maatschappelijke ongelijkheid') zijns inziens niet tot een gebied behoren, waar alleen de econoom recht van spreken heeft. Het is niet aan de economie, zelfs niet aan de wetenschap als geheel, om uit te maken of er - en zo ja, hoeveel en in welke vormen ongelijkheid in een samenleving wordt aanvaard. Het beantwoorden van zulke vragen kan slecht op basis van subjectieve waarde-oordelen, van levensbeschouwing, worden gegeven. De wetenschap, in dit geval de economie, kan behulpzaam zijn door informatie te verschaffen over de gevolgen die van een bepaald besluit kunnen worden verwacht. Gevolgen (meervoud) want een extra-complicatie is, dat er dikwijls meer dan één te voorzien zijn. Er moet gekozen worden. 'Met betrekking tot inkomensverdeling', zo schreef dr. De Vries, 'zou dit bijvoorbeeld kunnen betekenen dat gekozen moet worden tussen minder inkomensgelijkheid en minder werkloosheid, tussen minder inkomensongelijkheid en een hoger nationaal inkomen of tussen minder inkomensongelijkheid en minder concentratie van economische en politieke macht bij de overheid'. Jeugdloon In een gesprek met VU-magazine zei hij, dat het een taak van de econoom is, de norm die men zich over een rechtvaardige verdeling Dr. B. de Vries

heeft gesteld naar alle kanten uit te werken. 'Men kan het uit het oogpunt van rechtvaardigheid bijvoorbeeld een goede zaak vinden dat het minimum-jeugdloon omhoog gaat. Maar wanneer deze poging, om wat meer rechtvaardigheid in de samenleving te brengen, tot gevolg heeft dat er neveneffecten optreden, die ertoe leiden dat erin diezelfde categoriejongeren een aantal de dupe wordt door toenemende werkloosheid, dan is dat een belangrijke informatie die in de overwegingen over het al dan niet verhogen van het jeugdloon moet worden betrokken. Wat moet dan het zwaarst wegen? Dat die lonen wat omhoog gaan en er daarmee wat meer rechtvaardigheid is gebracht, óf dat er door diezelfde maatregel als het ware een nieuwe groep economisch zwakken die niet meer aan de slag kan komen wordt gecreëerd?' Macht? Welke informatie wilde \nu dr. De Vries in 'Loonquote en loonstructuur' doorgeven? Met de nodige versimpeling weergegeven, kwam zijn probleemstelling op het volgende neer: De grote negentiende-eeuwer K. Marx huldigde de opvatting dat de ongelijke verdeling van vermogens er niet alleen toe leidde, dat het niet-looninkomen (bv. rente, dividend) terechtkwam bij een kleine groep, maar dat het deze groep tevens een zodanige machtspositie verschafte, dat hij in staat was het loonpeil laag te houden. Over de geldigheid van de eerste helft van die stelling was men het wel eens. Maar hoe zat het met de tweede helft? Beschikten de vermogensbezitters of de technocraten (dat zijn de bezitters van het zogenaamde 'humaan capital', waaronder men zo ongeveer de opleidingsgraad mag verstaan), beschikten deze groepen over een dusdanige macht, dat ze in staat waren het loonpeil van grote groepen werknemers laag te houden? En wat moest onder macht worden verstaan in verband met inkomensverdeling? Een doelbewuste actie van de groep 'bezitters' om invloed uit te oefenen op het eigen en op andermans inkomen? Of ook een vager soort macht, die eerder voortspruit uit de structuur, waarvoor men heeft gekozen dan uit bewuste uitoefening van macht? Een voorbeeld van dat laatste: in een economische orde, waarin de ondernemingen winst moeten maken om te kunnen blijven voortbestaan, is een sterke stimulans aanwezig om te belonen naar prestatie. Wie in zo'n onderneming meer prestatie levert dan het gemid9

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1975

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1975 - pagina 231

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1975

VU-Magazine | 484 Pagina's