GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1975 - pagina 302

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1975 - pagina 302

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Betekent het voorgaande nu ook dat de samenleving niet zonder religie kan? Velen beweren dit, zowel sociologen als niet-sociologen. Wat de eersten betreft: we vermeldden reeds in de vorige paragraaf de mening van Herberg dat geen samenleving zonder een gemeenschappelijke religie kan. Daarmee geeft hij een opvatting weer die in ieder geval tot voor kort door de sociologen algemeen aanvaard werd. Sociale integratie, integratie van en in de samenleving, is in feite door de sociologen steeds beschouwd als één van de voornaamste functies van godsdienst. Zij gaan hierbij terug op Durkheim, voor wie godsdienst en samenleving onlosmakelijk met elkaar verbonden waren. Een samenleving zonder godsdienst is voor Durkheim niet denkbaar. Godsdienst schept, versterkt en handhaaft sociale solidariteit; dat is haar functie en bij Durkheim is het bestaan van godsdienst te verklaren vanuit die sociale functie: godsdienst is 'de symbolische uitdrukking van de menselijke afhankelijkheid van de maatschappij'. We moeten ons overigens wel afvragen of die sociologen het ook hebben over godsdienst in de zin zoals wij die definieerden: betrokken op een andere werkelijkheid. Bij sommigen is dat wel het geval, bij anderen niet. Het is meestal wél het geval bij de niet-sociologen die godsdienst onontbeerlijk vinden voor een samenleving. Want de bewering van veel sociologen sluit goed aan bij een zeer wijd verbreid gevoelen: de nadruk op christelijke waarden in onze samenleving en het spreken over onze christelijke beschaving, het verbinden van zedelijk verval met godsdienstige achteruitgang, het verbinden van orde en gezag met godsdienstige noties, zijn even zo vele aanwijzingen voor het bestaan van de opvatting dat een samenleving niet zonder godsdienst kan. Wij hebben het vermoeden dat er aan de opvatting dat een samenleving een godsdienst nodig heeft enkele veronderstellingen ten grondslag liggen, die nadere bestudering vereisen. Die opvatting lijkt namelijk alleen op te gaan als er een homogene religie is en een homogene samenleving en als het functioneren van een samenleving alleen mogelijk is bij de gratie van gemeenschappelijk aanvaarde waarden. De eerste veronderstelling, de aanwezigheid van een homogene religie, lijkt al erg dubieus. We leven in een sterk gepluraliseerde samenleving en dat geldt ook voor het godsdienstig leven. Een deel van de mensen weet zich niet op een andere werkelijkheid betrokken, en binnen het andere deel komen er grote onderlinge verschillen voor. En als we ons dan bovendien realiseren hoe verschillend de houdingen ten opzichte van en de gedragingen binnen die samenleving zijn, zelfs vanuit een ogenschijnlijk gelijke betrokkenheid op een andere werkelijkheid, dan is niet in te zien hoe we in onze samenleving

van één godsdienst kunnen spreken die noodzakelijk is voor de instandhouding van die samenleving. De tweede veronderstelling, die van een homogene samenleving, lijkt voor onze huidige situatie evenmin op te gaan. We zijn er allen van overtuigd dat we in een sterk gedifferentieerde samenleving leven. En dat betekent o.a. dat allerlei levensgebieden in de loop van de tijd zelfstandig en ten opzichte van elkaar onafhankelijk zijn geworden, ja, min of meer eigen werelden zijn geworden, die eigen waarden hebben ontwikkeld en een eigen leven gaan leiden. Het verschijnsel van die deel-werelden met vaak contrasterende waarden is iedereen die in de samenleving staat genoegzaam bekend. Er is wel een zekere interdependentie tussen al die werelden (ook dat ervaren we regelmatig: alles hangt met alles samen), en er zal - naast de verschillen - ook nog wel een stuk gemeenschappelijkheid zijn op het punt van de waarden, maar die werelden zijn tot op zekere hoogte toch ook autonoom. Men kan in ieder geval moeilijk volhouden dat een dergelijke

gedifferentieerde wereld het product is van één gemeenschappelijk aanvaard waardensysteem. Die wereld kan kennelijk ook zonder een dergelijk systeem blijven bestaan. En daarmee zijn we aan de derde veronderstelling, namelijk dat het functioneren van een samenleving afhankelijk is van het bestaan van gemeenschappelijk aanvaarde waarden. Maar zijn er ook geen andere verschijnselen of mechanismen, waardoor een samenleving in stand blijft? We willen in ieder geval twee zaken noemen. In de eerste plaats al datgene wat we samenvattend kunnen weergeven met de term dwang. Het is in strijd met de werkelijkheid te veronderstellen dat alles wat wij in de samenleving doen, op basis van gemeenschappelijk aanvaarde waarden of belangen gebeurt. Iedereen ervaart dat wij in de samenleving vaak handelen onder dwang (waarbij we onder dwang nu verstaan het gebeuren waardoor we - tegen onze wil - genoodzaakt worden iets te doen ofte laten). Dat kan zijn fysieke dwang of de bedreiging daarvan (politie-optreden, vrees voor bekeuringen), eco-

36

m^t

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1975

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1975 - pagina 302

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1975

VU-Magazine | 484 Pagina's