GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1975 - pagina 74

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1975 - pagina 74

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

geïndustrialiseerde landen van een causale samenhang tussen de economische en nieteconomische maatschappelijke factoren. Die causale samenhang maakte het mogelijk met de term 'ontwikkeling' aan te duiden het proces van door de mens gewilde en bewust veroorzaakte maatschappelijke veranderingen. Economische groei bleek automatisch gepaard te gaan met een algemene stijging van inkomens, met meer onderwijs, met betere gezondheidszorg, met versnelde woningbouw, en zo meer. Een klinkklaar bewijs van deze causaliteit werd geleverd door de resultaten van de Marshall-hulp. En voor het stimuleren van economische groei werd een simpel recept ontdekt, nadat Harrod en Domar met eenvoudige modellen een directe relatie hadden aangetoond tussen het niveau

pelweg feiten constateerde, zoals 'arm' en 'rijk', maar die tegelijkertijd een aanwijzing inhield in welke richting de verklaring van dat feit moest worden gezocht. Daarom hield men vast aan de mooie nieuwe termen en probeerde men definities op te stellen van begrippen als 'ontwikkelingsland' en 'onderontwikkeling'. Men is daar niet goed uit gekomen. Elke poging om te definiëren wat onder een ontwikkelingsland moest worden verstaan liep op een eigen definitie uit. U kent waarschijnlijk Singer's commentaar: een ontwikkelingsland is als een giraffe, heel moeilijk te omschrijven, maar voor ieder die er een tegenkomt direct herkenbaar. Niet de definities zijn belangrijk, maar de richting waarin de economen het zochten.. Uit die richting kunnen we namelijk afleiden

Met Tsjombe in 1965 (nieuwjaarsreceptie).

van investeringen en groei. Dat recept luidde: kapitaal - extern kapitaal dus, ingeval van onvoldoende besparingen. In het licht van deze voorgeschiedenis kan men begrijpen dat het idee van de politici om onder de vlag van ontwikkelingshulp kapitaaltransfers naar de arme landen te stimuleren door de economen werd aangegrepen als een prachtkans om de algemeen-geldigheid van hun nieuwe ontwikkelingstheorie te bewijzen. Aan de politieke oorsprong van het zo geboren concept ontwikkelingshulp herinneren een aantal politieke termen die de economen mee overnamen. Dat geldt allereerst voor de termen 'ontwikkelde landen' en 'onderontwikkelde landen', of, zoals men die later uit beleefdheid noemde, 'minder ontwikkelde landen' of'ontwikkelingslanden'. Die termen zijn door het Secretariaat van de Verenigde Naties geïntroduceerd met geen andere bedoeling dan om de lidstaten in te delen in landen die in aanmerking kwamen om hulp te ontvangen. Het toegepaste criterium was het inkomen per hoofd, waarbij de scheidslijn tussen de twee categorieën werd gesteld op $ 500 per jaar. Daaruit zou je kunnen afleiden dat men evengoed van 'rijke' en 'arme' landen had kunnen spreken. Maar het wetenschappelijke instinct van veel economen had behoefte aan een terminologie die niet sim28

van welke premissen de economen onbewust uitgingen in hun theoretische benadering van het ontwikkelingsvraagstuk. Met de bedoeling zo objectief mogelijk te zijn, werd omgezien naar zo veel mogelijk, liefst statistisch meetbare opzichten waarin ontwikkelingslanden in het algemeen zich van ontwikkelde landen in het algemeen onderscheidden. Men overzag dat een specificatie van gemeenschappelijke specifieke kenmerken van een bepaalde groep landen al bij voorbaat is beïnvloed door de keus van die landen. Men overzag verder, dat men eigenlijk niets anders deed dan een catalogus maken van de voornaamste verschillen tussen de onderzochte landen en het soort landen waar de onderzoekers vandaan kwamen. Men overzag, dat men eigenlijk alleen maar naar argumenten zocht ter versterking van een overtuiging die men bij voorbaat was toegedaan - namelijk, dat onderontwikkeling sloeg op inferieure toestanden in vergelijking met die in de ontwikkelde landen en dat er iets moest worden ondernomen om die toestanden te verbeteren. Met andere woorden, men had zich bij voorbaat aan de zaak van ontwikkelingshulp gecommitteerd en men zocht in werkelijkheid alleen maar naar een rationele basis voor al bestaande vormen van hulppolitiek. En dat impliceerde dan weer dat men onbewust van premissen uitging die

in de idee ontwikkelingshulp zelf besloten lagen. In de eerste plaats ging het daarbij om de premisse dat het mogelijk is om onderontwikkelde landen te karakteriseren aan de hand van de verschillen die zij vertonen in vergelijking met geïndustrialiseerde westerse landen, en dat het mogelijk is om die verschillen te objectiveren met behulp van criteria die zich voor toepassing in elk willekeurig land lenen, zoals bijvoorbeeld inkomen per hoofd. Die premisse is namelijk alleen maar houdbaar als wordt uitgegaan van de vooronderstelling dat er maar één ontwikkelingspatroon denkbaar is voor alle maatschappelijke werkelijkheid waar ook ter wereld, dat er maar één weg is die naar vooruitgang en welvaart leidt. Langs die weg zouden de westerse landen dan een heel eind verder zijn opgerukt dan de ontwikkelingslanden, waarop om die reden de term 'achtergebleven gebieden' toepasselijk zou zijn. Hoe men tot de tweede in ontwikkelingshulp geimpliceerde premisse kwam, dat het technologisch binnen het bereik ligt van het rijke westen om de ontwikkelingslanden te helpen die achterstand in te lopen, heb ik al eerder toegelicht. Zo gezien impliceert het geven van ontwikkelingshulp dus een waarde-oordeel, namelijk dat de ontwikkelingslanden in hun eigen belang voor hun toekomstige ontwikkeling de tegenwoordige staat van ontwikkeling van het geïndustrialiseerde westen en het daarmee corresponderende type maatschappij als model en doelstelling moeten kiezen. Dat waarde-oordeel herinnert sterk aan een uitspraak van Marx. Marx schreef in het 'Vorwort zur ersten Auflage' van 'Das KapitaF: 'Das industriell entwickeltere Land zeigt dem minder entwickelten nur das Bild der eigenen Zukunft'. Ook al dacht Marx daarbij nog niet aan India of Nigerië, toch was het wel zijn bedoeling om te generaliseren. Het is deze, heel specifieke gedachtenwereld waarin het mogelijk is om onderontwikkeling met armoede te identificeren en als zodanig tot een economisch verschijnsel te reduceren dat met kapitaalinfusies is te verhelpen. Daarom stond er voor degenen die in een wetenschappelijke benadering van het ontwikkelingsvraagstuk geloofden, met het succes of het falen van ontwikkelingshulp heel wat meer op het spel dan een beetje meer of minder welvaart in ontwikkelingslanden. Het ogenblik is nu gekomen om even stil te staan bij de balans van op basis van de beschreven denkbeelden gedurende het Eerste Ontwikkelingsdecennium met ontwikkelingshulp geboekte resultaten. Van wetenschappelijk standpunt bezien zijn die resultaten ronduit bedroevend geweest. Wat de economische groei betreft, gaat het om een meetbaar gegeven. De Verenigde Naties hebben zich veel moeite gegeven om overal in de Derde Wereld een begin van statistiekwezen van de grond te krijgen. Maar wat ik in de landen waar ik gewoond heb

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1975

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1975 - pagina 74

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1975

VU-Magazine | 484 Pagina's