GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1975 - pagina 404

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1975 - pagina 404

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

]/l} magadne 6

„De discussie lijkt er op te duiden dat kernenergie een kwestie van geloof is"

400 a 500 rem is zeker dodelijk. Tussen de 100 en 200 rem treedt stralingsziekte op, zonder dodelijke afloop. ,,In de loop der jaren is duidelijk geworden", aldus het rapport. ..dat doses lager dan 100 rem, of hogere doses verspreid over een langere tijdsduur toegediend, hoewel zij geen zichtbare effecten veroorzaken, toch niet onschadelijk zijn. Door statistisch onderzoek van de overlevenden van de atoombome.xplosies in Japan en van groepen om medische redenen bestraalde patiënten, is bewezen, dat een dosis van 50 rem of meer, de kans op het optreden van kanker verhoogt." Bovendien mocht op theoretische gronden worden verondersteld, dat de kans op kanker evenredig met de stralingsdosis zou toenemen. Ms die veronderstelling juist was, dan zou dat betekenen dat zich in de loop van de tijd twee extra gevallen van kanker zouden voordoen op iedere tienduizend personen die een totale bestraling van één rem ondergaan. De sterfte aan kanker is gemiddeld twintig per tienduizend personen per jaar. [)e stralingsdosis waaraan de mens van nature bloot staat is gemiddeld 0,1 rem of honderd millirem per jaar. Als de theorie klopte, dan zou dat dus betekenen dat één procent van de totale sterfte aan kanker wordt veroorzaakt door natuurlijke straling. Wat zou er nu gemiddeld per hoofd van de bevolking jaarlijks worden toegevoegd aan de natuurlijke straling van 100 millirem wanneer de capaciteit van de kerncentrales /OU worden opgevoerd tot 3500 megawatt?

Eén millirem De commissie kwam tot een totaal van 0,2 millirem per hoofd per jaar. Dat was ongeveer 0.2 procent van de natuurlijke dosis. Daarbij moest echter ook rekening worden gehouden met lang levende radioactieve producten die in de atmosfeer of in de biosfeer terechtkomen. De belangrijkste van die produkten zijn: tritium, koolstof-14 en krypton-85. De bestraling die'de bevolking in Nederland van deze stoffen zal ondervinden is afhankelijk van het vermogen dat door de gezamenlijke kerncentrales in de hele wereld wordt opgewekt. Eind 1974 was dat vermogen ongeveer 60.000 megawatt. Het stijgt snel. De hoogste ramingen voor het jaar 2000 geven een totaal vermogen van

4,3 miljoen megawatt. De komende tientallen jaren zou de bestraling van de Nederlandse bevolking door de wereldwijde verspreiding van de drie genoemde stoffen maximaal kunnen oplopen tot één millirem per jaar. Een betrekkelijk groot deel daarvan zou afkomstig kunnen zijn van tritium in het Rijnwater. ,,Deze dosis van één millirem", schrijft het rapport, ,,is ongeveer één procent van de natuurlijke stralingsdosis en 2,5procent van de dosis die de bevolking gemiddeld ontvangt als gevolg van medische toepassingen". De extra-straling waaraan de Nederlandse bevolking als geheel zou worden blootgesteld was dus gering. Ook de extra dosis die door bepaalde groepen van de bevolking zou worden opgevangen en die boven het gemiddelde zou komen te liggen (b.v. door omwonenden van een centrale of door mensen die er in werken) werd door de commissie aanvaardbaar geacht, omdat die extra dosis kleiner is dan de variaties in de natuurlijke stralingsdosis die in Nederland optreden. Dr. Van Erkelen antwoordde in Echo dan ook met een beslist .,ja" op de vraag of hij zonder angst in de buurt van een kerncentrale zou kunnen wonen.

Ongelukken Aan al deze — en nog veel meer — rekenarij van de commissie was echter een groot ..rnöar" verbonden: men was er steeds vanuit gegaan dat de splijtstofcyclus ,,normaal" zou verlopen, met andere woorden: dat er geen ongelukken zouden gebeuren. Over het wel of niet aanvaarden van kernenergie zou, naar de mening van de commissie echter niet moeten worden beslist op grond van een normaal verlopend productieproces doc\\,,aan de hand van een analyse van de mogelijke ongevallen'. Maar hoe maak je zo'n analyse? Op ervaring kan men niet terugvallen. Er blijft dus niet anders over dan het risico zo goed mogelijk berekenen. In het verleden is iets dergelijks gedaan toen de hoogte van de dijken van het Deltaplan moest worden vastgelegd. Er werden toen gegevens verzameld over springvloed, windsnelheid, windrichting en de invloed van elk van die factoren op de waterhoogte. Daarna werd de kans op overstroming berekend bij verschillende dijkhoogten. Tenslotte werd besloten de dijken zo hoog te maken

dat de kans op een ramp werd beperkt tol 1/10.000 per jaar. Iets dergelijks is ook gedaan bij het berekenen van ongevallen met een kernreactor. Er bestond al een rapport (het rapportRasmussen) waarin alle mogelijke ketens van processen werden geanalyseerd die tot een ongeval zouden kunnen leiden. Voor elk van de onderdelen die in een kerncentrale worden gebruikt, werden ..faalkans" geschat (dat gebeurde op grond van ervaring). Met al die afzonderlijke faalkansen in de hand, kon worden berekend wat de kans was op een ongeval.

Dobbelsteen Het principe van zo'n berekening komt neer op het volgende: iemand gooit met tien dobbelstenen tegelijk. Hoe groot is de kans dat hij met alle stenen de zes boven gooit?Je zou natuurlijk jarenlang kunnen dobbelen om het antwoord te vinden, maar met een berekening weet je het sneller: de kans is ongeveer één op de tien miljoen. Het rapport waarschuwde echter tegen een al te vast vertouwen in dergelijke berekeningen. ,, Tussen de berekening van deze kans en de kans op een reactorongeval bestaan (...) verschillen. Ten eerste staat in het geval van de dobbelstenen met wiskundige zekerheid vast, dat er zes en niet meer dan zes situaties bestaan, waarin het te onderzoeken resultaat (hetzelfde getal boven bij alle stenen) zich voordoet, terwijl het aantal wegen dat tot een kernsmeltingsongeval zou kunnen leiden, zo goed mogelijk is uitgezocht, maar niet met wiskundige zekerheid vaststaat. Ten tweede weet men hij het werpen van dobbelstenen zeker dat voor een ideale steen de kans dat een bepaald getal boven komt 1/6 bedraagt, terwijl bij het berekenen van de kans op een kernsmeltingsongeval de faalkans van bepaalde onderdelen slechts met een zekere marge bekend is. Het resultaat van deze kansberekening is dus, evenmin als elk ander resultaat van natuurwetenschappelijk onderzoek, niet volkomen zeker en niet volkomen nauwkeurig". Een eindje verder wordt dan nog opgemerkt dat het ..onwaarschijnlijk" is dat men iets over het hoofd heeft gezien bij de kansberekening, maar dat de uitkomsten niet meer dan een orde van grootte aangeven: ,,Zij zouden bij voorbeeld ook vijfmaal

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1975

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1975 - pagina 404

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1975

VU-Magazine | 484 Pagina's