GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1976 - pagina 142

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1976 - pagina 142

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

InJ magaüne 8

Henri Poincaré: Het bewuste denicen is niet genegen de onredelijke richting in te slaan waar de oplossing om vraagt gaan houden. Zo gaat hij aan geologische expedities deelnemen die niets met zijn wiskundevak te maken hebben. En terwijl hij aan het bergbeklimmen is. of iets van dien aard. verbinden in het schemerduister van het onbewuste nieuwe wiskundige ideeën zich met de oude die al in het geheugen zitten en gaan met de laatste als door toeval zig-zagverbanden aan. En ergens op een berghelling doemt in de geest van Henri Poincaré de enige juiste combinatie op. (De rest is thuis gestaag uitwerken.) Eén ding vermeldt Poincaré nog met een zekere nadruk. De beslissende en enig juiste combinatie die de oplossing brengt dient zekere esthetische criteria gepasseerd te zijn. Immers, met lange, saaie afleidingen en een overvloed aan symbolen kan je alles bewijzen in de wiskunde, aldus P. Derhalve, beknoptheid en elegance zullen voortaan verraden dat we de werkelijk juiste oplossing gevonden hebben.

Kunstenaars En zoals Poincaré het creativiteitsproces m de wiskunde afschilderde, zo vergaat het bij de schepping van kunst en literatuur eveneens. Overigens, gelden op die terrei-

nen niet bij uitstek dezelfde criteria (voor schoonheid)? Diverse (auto)biografieën van kunstenaars en literatoren leggen er getuigenis van af dat het in de poëzie dikwijls draait om dat ene woord of zinnetje dat met een zekere onweerstaanbaarheid en ook op volkomen onverwachte momenten opduikt. (Men vindt ze in de literaire musea dan ook op bierviltjes en caférekeningen terug.) Volgens Friedrich Nietzsche (1844-1900), van wie beweerd is dat hij alles zwaarder doorleefde dan het gemiddelde menselijk individu, deed de kunstenaar er nog het beste aan zich willoos aan het moment suprème over te geven. Papier- en tijdnood staan me niet toe om verder in te gaan op de treffende overeenkomsten tussen de geboorte van de Füchsiaanse wiskundeformules van Henri Poincaré en zeg de lyriek van Osip Mandelstam (1891-1938?) — men leze hiervoor de Memoires van Nadjezjda Mandelstam — maar, en dat moge duidelijk zijn, Poincaré bracht een charmante en volwassen theorie over creativiteit. Want zijn theorie kenmerkt zich door een zekere mate van algemeenheid en door eenvoud. Wat dat laatste betreft kan ze concurreren met menige theorie door de psychologen zelf voortgebracht. Teneinde dat te illustreren vermeld ik de variant van R. Dreistadt — één van de overigens weinige, huidige psychologen die zich op Poincaré's gedachtenlijn over creativiteit voortbewegen. Ook Dreistadt acht een zogenaamde incubatie ofwel broeiperiode — voor het oplossen van een probleem nuttig, al was het alleen al om foute gedachtenassociaties de kans te geven uit te slijten. Maar, zo vervolgt hij, komen de verkeerde gedachten toch boven dan dient men deze uit het bewustzijn terug te dringen. Welnu, deze laatste bewering maakt Dreistadt's stellingname nodeloos ingewikkeld. Poincaré voorzag met zijn theorie immers in die vervelende omstandigheid; hij dwong zich tot deelname aan de geologische expedities. En dan heb je wel wat anders aan je hoofd dan je studeerkamerproblemen. Terug naar Henri Poincaré derhalve. Voordat ik aangeef waarom de officiële psychologie hem nagenoeg links laat liggen moeten we evenwel nog preciezer weten

wat er gebeurt in die fase van probleemoplossen waar ons verstand ons niet verder helpt. Wel, in zijn eigen beschrijvingen klinkt in de allereerste plaats door dat het onbewuste — dat het werk doet — een gelegenheid geboden moet worden te ontsnappen aan de druk van het rationele denken. Want, het onbewuste verdraagt geen enkele beteugeling. Dus, zonder enige inmenging van het bewuste denken moeten alle elementen, vooronderstellingen en hypothesen te maken hebbend met de mogelijke oplossing zich als het ware vrijelijk en stuurloos door de oplossingsruimte kunnen zweven. Ik merk dat terwijl ik de theorie steeds fraaier en helderder wilde verwoorden me alsmaar vager uitdruk. En dat doet me naar een voorbeeld grijpen. Er was in het pre-Freudiaanse tijdperk eens een beroemd psychiater, F. Bleuier (1857-1911) die een op het eerste oog merkwaardige, maar succesrijke houding tegenover zijn patiënten aannam. Evenals elke psychiater voor hem en na hem werd deze man er voor betaald de neurotici te beschouwen als beklagenswaardige wezens die om genezing smeekten — als probleemgevallen dus waar de psychiater de oplossing voor moet weten. Nochtans was Bleuler in staat zijn patiën-

Eugen Bleuler: Het pre-freudiaanse tijdperk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

VU-Magazine | 487 Pagina's

VU Magazine 1976 - pagina 142

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

VU-Magazine | 487 Pagina's