GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1976 - pagina 125

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1976 - pagina 125

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

i/n magadne 35

Een van de Madigas was geslagen en men dreigde hem — op valse beschuldigingen — te arresteren. Om aan dit onrecht te ontkomen wendden de Madigas zich als groep tot de evangelist die hen al eens eerder, maar zonder succes, had benaderd. Deze kreeg steun van de Methodistische districtsleider in Medak en dankzij diens persoonlijke bemoeienis met de zaak, werd de politie-chef voor het gerecht gebracht en veroordeeld. Toen de Madigas zagen dat de schrik van het dorp, die voor niemand bang was geweest, was gestraft, beschouwden ze de districtsleider als hun grote voorvechter. Later nodigden ze de evangelist uit en zeiden hem dat ze gedoopt wilden worden. Betekent het christendom voor de uitgestoten groepen een,,onafhankelijkheidsverklaring", de heersende kasten beschouwen het als een bedreiging van hun macht en gezag. De geschiedenis van de christelijke gemeenschap in het dorp Gowlapalh geeft een beeld van de verschillende factoren die in het voordeel of nadeel van de missie kunnen werken.

Gowlapalli In de overgang naar het christendom van een groep in Gowlapalli speelden twee factoren van belang mee. De eerste had te maken met een Madiga persoonlijk. Deze had in 1947 lepra gekregen en was naar het missiehospitaal gegaan, waar hij zich onder de christelijke naam Yesudas liet opnemen, hoewel hij een hindoe was. Toen hij was genezen, besloot hij zich te laten dopen uit ,, dankbaarheid dal Jezus hem genezen had". Dit besluit, zo verklaarde hij later, was mede ingegeven door de angst dat Jezus hem zou kunnen vervloeken omdat hij Diens naam ijdel had gebruikt. De andere factor hing samen met de politieke onzekerheid die in het gebied heerste. Nadat de staat Hyderabad was toegetreden tot de Indiase unie waren de wapens van de razakars (moslim-extremisten) in handen gevallen van communisten die gedurende enige maanden een gewapende opstand ondernamen tegen de grondbezitters. Negen Madigas in Gowlapalli werden afgetuigd en opgesloten nadat enige landeigenaars van hen hadden beweerd dat ze communist waren. De plaatselijke leider van de Congres-

partij slaagde erin hen weer vrij te krijgen, maar angst en woede bleven bestaan. In deze situatie kwam Yesudas, genezen uit het missie-hospitaal, in het dorp terug. Zijn medeMadigas luisterden oplettend toen Yesudas hen ervan probeerde te overtuigen om christen te worden. Velen hoopten dat ze onder deze nieuwe religie enige bescherming zouden kunnen vinden tegen de hernieuwde vervolging door de hindoe's uit de hoge kasten. Als groep kwamen ze tot een besluit; de mannen ondertekenden een document waarin ze verklaarden christen te willen worden en stuurden dat naar de priester in Wadiaram. De gehele Madiga-gemeenschap, ook Yesudas, werd gedoopt.

Vervolging Deze stap stuitte op sterke weerstanden bij de hindoes. De grondbezitters waren geweldig kwaad over de bekering van deze uitgestoten Madigas tot een vreemde religie, want ze zagen deze christenen ongaarne omhoog komen en deden wat ze konden om hen er onder te houden. De vervolging en verdrukking waaraan de Madigas door christen te worden hadden willen ontkomen, verhevigden. Er werden pogingen ondernomen om de Madigas weer tot het hindoeisme te doen terugkeren maar die bleven zonder succes, totdat ze (de hindoes) hun meest overtuigende argumenten gebruikten. Dat wil zeggen: toen ze de toewijzing van land aan uitgestotenen en andere maatregelen die de regering voor de uitgestoten groepen had getroffen, teniet deden. Christenen konden niet als uitgestotenen worden beschouwd, zo redeneerden ze. In 1954 werd een regeringsfunctionaris door een groep christenen uit Gowlapalli onder leiding van dezelfde Yesudas, benaderd. In een petitie werd gevraagd om ,,hun deel van het land dat de regering beschikbaar had gèsteldvoor uitgestotenen". De functionaris liet hun weten dat ze geen land zouden krijgen tenzij ze het christelijk geloof zouden opgeven en de petitie zouden ondertekenen met hun oude hindoe-namen. Yesudas haalde de anderen ertoe over te verklaren dat ze geen christenen waren en dat ze hun hindoenamen zouden gebruiken. Een groep jongeren echter, die weinig betrokken was geweest bij het besluit om zich

te laten dopen dat vier jaar eerder gemeenschappelijk was genomen weigerde het voorbeeld van hun ouders te volgen. Ze gebruikten hun hindoe-namen wel in het dagelijks spraakgebruik, maar waren daar niet toe bereid wanneer dit een verwerping van hun christelijk geloof zou inhouden. Ze verweten de ouderen dat zij dit wel hadden gedaan en verklaarden dat ze trouw zouden blijven aan Christus, wat ook hun ouders zouden besluiten en wat hen ook zou kosten. Commentaar van een oudere christen; ,,Je komt niet vooruit in de wereld wanneer je probeert waarachtig en eerlijk te leven. Sinds we christen geworden zijn hebben we veel beproevingen moeten doorstaan en hebben we veel verloren. Vorig jaar hebben we bijna ons kerk-lidniaatschap laten varen om te kunnen profiteren van de voorrechten en toewijzingen die de regering aan uitgestotenen had verleend: drinkwaterputten, grond voor woningbouw, bouw-materialen, landbouwgrond, beurzen voor kinderen van uitgestotenen die op regeringsscholen gaan, een zetel in de dorpsraad voor een vertegenwoordiger vati de uitgestotenen, toewijzing van kalveren. A l deze dingen zijn aan uitgestotenen en in het dorp geregistreerde stammen toegewezen. Maar toen er geld van de regering kwam waarmee een van onze huizen moest worden gebouwd, werd dat geld door de dorpsbestuurders teruggestuurd met als enige reden het feit dat we christen waren. We kunnen ons niet veroorloven al deze voordelen te laten lopen. We vragen ons nog altijd af of we geen fout hebben gemaakt toen we het christendom aannamen. "

Gemeenschap Een verhaal als dat van Gowlapalli illustreerde hoe het besluit om zich tot het christendom te bekeren vaak het besluit van een groep is en ook hoe bedrogen men kan uitkomen in zijn verwachtingen van dat besluit. In het proefschrift werd aan de hand van andere voorbeelden aangegeven dat christen-zijn voor velen vaak betekent; behoren bij een nieuwe gemeenschap en ook dat het zelfbeeld dat in zo'n gemeenschap leeft, zich weerspiegelt in de rol en de functie die de religieuze leider heeft. Het werd al even duidelijk, dat die rol zich niet behoeft te

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

VU-Magazine | 487 Pagina's

VU Magazine 1976 - pagina 125

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

VU-Magazine | 487 Pagina's