GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1976 - pagina 164

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1976 - pagina 164

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wl magazine 30

Mede-menselijkheid met een straal van 200 kilometer? Borstvoeding in westen zo zeldzaam, dat we onze status van zoogdier riskeren

vens een symbool van eenzaamheid geschapen? Is menselijk leven ook mogelijk in zulk een woestenij van perspex en bedrading? Wat zal er uit zulk een kind groeien dat vanuit de geborgenheid der moederbuik plompverloren in deze kilte belandt. Wordt niet in een kritische periode van hechting aan moeder en wereld onherstelbare schade aangericht? En de moeder, hoe ervaart zij deze afzondering en deze technologische entourage? Deze vragen worden veelvuldig gesteld en ook in een emotionele context zoals ik die daareven trachtte op te roepen. In hoeverre is dit alles nu moederlijke overgevoeligheid en bakerpraat? In hoeverre beleeft een pasgeborene zijn omgeving? Reeds voor de geboorte blijkt de foetus in staat te reageren op geluidsprikkels. Na de geboorte kunnen pasgeborenen schrikken van geluid. Indien een geluidsbandje met moederlijke harttonen na de geboorte ten aanhoren van het kind wordt afgedraaid gedraagt het zich rustiger dan tevoren. Ongepubliceerde observaties in het dusgenaamde ligbad doen mij vermoeden dat het ongeboren kind de moederlijke harttonen zeer wel moet kunnen horen. Niet alleen worden deze akoestisch gekoesterde kinderen rustiger. ook groeiden zij beter dan de kinderen van een kontrole-groep. Pasgeborenen worden reeds in de eerste weken aanzienlijk rustiger wanneer zij worden opgepakt. Zij fixeren vluchtig en tonen een voorliefde voor complexe tekeningen, en wel met name voor schematische tekeningen van het menselijk gelaat. Te vroeg geborenen zijn ook in dit opzicht minder rijp. Zij blijken echter na verloop van tijd op het tijdstip waarop zij geboren hadden moeten moeten worden, vaak al heel wat mans. De indruk bestaat dat zij zich in de ergernis der buitenwereld sneller ontwikkelen dan zij dit gedaan zouden hebben in de vredigheid van moeders buik.

Allemansvriend Op de leeftijd van 4 tot 6 weken worden de bovenbeschreven prille gevoelsreacties onmiskenbaar. Het kind is in deze fase nog een allemansvriend. Ieder deelt mee in vreugde en verdriet. Beginnend in de derde maand, maar pas ten volle in het tweede levenshalf-

jaar, treedt hechting aan de vaste verzorgster op, doorgaans dus aan de biologische moeder. Bij dieren bestaat er voor de inprenting van 't moederlijk gelaat bij het jong een kritische periode. De N obelprijswinnaar Lorenz. die zonder echt broeds te zijn de moederrol op zich nam bij het uitkomen van ganzeneieren, fungeerde ook sindsdien als moeder. Iedereen kent nu de plaatjes van Lorenz met zijn ganzenkroost dat hem van ganser harte volgt. Ook bij verscheidene andere diersoorten is dit inprentingsgebeuren beschreven. Dit lijkt een basis te vormen voor de hechting tussen moeder en kind. Vanuit de moeder gezien treedt reeds in de zwangerschap een hechting aan het nog ongeboren kind. Gedurende de eerste levensdagen wordt deze band echter op unieke wijze versterkt. Klaus en de zijnen analyseerden de gedragingen van een twintigtal moeders bij het eerste kontakt met hun jonggeborenen. Een kenmerkend patroon van aanrakingen en oogkontakt werd waargenomen. Dezelfde auteurs vergeleken een groep moeders die vroeg en innig met hun kinderen in kontakt kwamen met moeders die pas na drie weken bij hun kinderen werden toegelaten. Niet alleen na één maand, maar ook na zes maanden waren nog verschillen in moeders houdingten opzichte van het kind aantoonbaar. Het lijkt er dus op dat bij de mens, evenals bij verscheidene dieren werd waargenomen, een kritische periode in de hechting van moeder aan kind bestaat (mother sensitive period).

Hechting Werd hier het kinderlijk en moederlijk gevoelsleven apart beschreven, in feite betreft het een wederzijdse beïnvloeding of zoals Hartup stelt: „Hechting is eenvoudigweg een strukturele eigenschap van de omvang van moeder en kind". Bij dieren leidt de verminderde hechting van de moeder aan het abnormale jong tot uitstoting en dood van het jong. Ook bij de mens is deze bemoeilijkte hechting aan het abnormale kind in vele gevallen onmiskenbaar. In vele zogenaamd primitieve kuituren worden mismaakte of anderszins minder levensvatbare kinderen zelfs kort na de geboorte gedood. In een kultuurkring waar het zwakke juist met schier

eindeloze zorg beschermd wordt, leidt dit gevoel dikwijls tot ambivalentie. Er zijn vele aanwijzingen dat de hechting aan de moeder, een voorwaarde is voor onze latere hechting aan andere medemensen. Ook ontdekt het kind de wereld in intellektuele zin gemakkelijker vanuit de door hechting aan de moeder ontstane veilige basis. Deze hechting, die extra-uteriene geborgenheid betekent, vindt zijn tegenhanger is de loslating. Althans in onze kuituur brengt de jonge zuigeling immers het merendeel van zijn tijd buiten de onmiddellijke nabijheid van zijn moeder door. Met de vooruitgang van de motorische ontwikkeling wordt deze zelfstandigheid steeds groter. Het is een kenmerk van de moeder dat zij zo nodig bescherming tegen gevaar biedt, maar tevens het uitgaan van het kind in een uitdagende wereld bevordert. Bij sommige volkeren, bij voorbeeld de Baganda in Uganda, heeft deze loslating voor ons gevoel het karakter van een ruwe uitstoting. Bij verscheidene volken betekent de komst van het nieuwe kind spoorslagse zelfstandigheid van het vorige. Niet voor niets betekent Kwashiorkor: ziekte van het verstoten kind. Ook bij mensapen neemt het uitstotingsproces hardhandige vormen aan. Renggli draagt voorbeelden aan ter ondersteuning van de stelling dat de vroege ontwikkeling in de moeder-kind relatie van essentieel belang is voor individu en gemeenschap. Omgekeerd dat de eisen aan een gemeenschap gesteld weerspiegeld worden in het gedrag ten opzichte van de jonge zuigeling. Waar de omstandigheden een sterke gemeenschapszin van een volk vragen, wordt hechting aan de eigen moeder nauwlettend voorkomen. Omgekeerd wordt deze speciale hechting juist bevorderd waar zelfstandig optreden van de gezinseenheden noodzakelijk is. Dit kan ons in een speels moment doen afvragen of onze eigen onstuitbare dadendrang, die in verwarmde zwembaden, snelle wagens met zwevende vering en wall to wall carpeting,resulteert, niet op een tekort aan vroege koestering is terug te voeren? Trachten wij vergeefs de schade van onze eenzame wiegen in te halen? Hoe dan ook, deze transkulturele verschillen nopen ons tot grote voorzichtigheid wanneer wij moeder-kind relaties in ver-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

VU-Magazine | 487 Pagina's

VU Magazine 1976 - pagina 164

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

VU-Magazine | 487 Pagina's