GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1976 - pagina 281

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1976 - pagina 281

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

1^ magame 15 Drs. G. V isscher studeerde een halfjaar geleden af aan de VU. Hij is politicoloog. In dit artikel verwerkte hij enkele hoofdstukken van zijn doctoraalscriptie: „De parlementaire enquête"'. In deze scriptie maakte Gerard Visscher bovendien een vergelijkende studie van het gebruik van de enquête in het Engelse Lagerhuis, de Westduitse Bondsdag, het Amerikaanse Congres en de Nederlandse Staten-Generaal.

eerste plaats, wanneer een minister niet over de gewenste informatie beschikt en ook niet in staat of bereid is. die informatie te bemachtigen. Of wanneer er aanleiding is de door de regering verstrekte informatie te wantrouwen. In zulke gevallen heeft het parlement immers geen alternatief meer dan zelf. onafhankelijk van de regering, een onderzoek in te stellen. In de tweede plaats zal het belang van de zaak het middel ook moeten rechtvaardigen. Wanneer opheldering van bepaalde zaken een openbaar belang is. kan een enquête noodzakelijk zijn. Zo zou de enquête wel eens bij uitstek geschikt kunnen zijn om maatschappelijke misstanden aan de kaak te stellen. De verwachting, dat van een enquête een zuiverende werking uil zou gaan, lag in ieder geval aan vrijwel elk enquête-voorstel ten grondslag

Het verleden Van Mierlo . enquête is dus een middel, waarmee de Kamers zich onafhankelijk informatie kunnen verschaften, zowel ten behoeve van de controle op de regering en het openbaar bestuur, als ook voor de (mede)wetgeving. We spreken in dit verband respectievelijk van een politieke enquête en een wetgevingsenquête. Met een wetgevingsenquête wordt primair een onderzoek naar de vraag, hoe een toekomstige wet moet gaan luiden, aangeduid. Het onderzoek door de Kamer(s). of enig overheidsingrijpen überhaupt noodzakelijk is. wordt eveneens een wetgevingsenquéte genoemd. Voor dit laatste onderzoek wordt evenwel ook het begrip misstandsenquête gebruikt in de gevallen, dat we te maken hebben met vermeende misstanden.

Vragen eenvoudiger Uit het voorgaande zal misschien al wel duidelijk geworden zijn, dat het parlement zijn toevlucht tot een enquête slechts zal nemen in zeer bepaalde gevallen. Het is in voorkomende gevallen voor kamerleden namelijk veel eenvoudiger vragen aan een minister te stellen of desnoods een interpellatie aan te vragen Wanneer loont het voor een parlement dan de moeite om een enquête te houden? In de

Er zijn slechts weinig enquête-voorstellen bij het parlement in behandeling geweest, in totaal achttien. Al deze voorstellen waren afkomstig van Tweede Kamer-leden. In de Eerste Kamer is dus nooit over een enquêtevoorstel gesproken Van deze achttien ingediende voorstellen is het in negen gevallen ook werkelijk lot eci enquête gekomen. Acht van de negen enquêtes vonden in de vorige eeuw plaats. Belangwekkend was vooral de laatste van deze enquêtes, namelijk het onderzoek uit 1886-1887 naar de arbeidsomstandigheden in de fabrieken en werkplaatsen. De resultaten van deze enquête hebben een belangrijke rol gespeeld bij de totstandkoming van de Arbeidswet van 1889. Deze wet stelde paal en perk aan overmatige arbeid van vrouwen en jeugdige personen De 3 enquête-voorstellen, die in de periode van 1890 tot de Tweede Wereldoorlog werden ingediend, werden alle door de Kamer verworpen. Twee bekend geworden voorstellen waren respektievelijk het voorstel van Troelstra in hel parlementaire jaar 1909-1910 om een enquête te houden naar het decoratiebeleid van minister Kuyper en het voorstel van Wendelaar in 1938 inzake het ontnemen van de opsporingsbevoegdheid aan de brigade Oss van de Koninklijke Marechaussee Na de Tweede Wereldoorlog heeft de

I weed e Kamer slechts eenmaal van haai recht van enquête gebruik gemaakt. Het betroi een enquête naar het beleid van de Nederlandse regering gedurende de laren 1940-1945. Het parlement had. zoals bekend, in de oorlogsjaren zijn arbeid mei kunnen verrichten. Dit vormde voor de Tweede Kamer aanleiding in 1947 een enquête-commissie in het leven te roepen, te; bestudering van de verantwoordelijkheid voor het beleid van de verschillende oorlogskabinetten. Als één van haar eerste taken zag deze commissie de herzienmg van de Enquêtewet, welke in 1948 door de Kamers werd aanvaard. De commissie diende jaarlijks bij de Kamer een verslag van haar werkzaamheden in tot 1956. het jaar waarin dt commissie op eigen verzoek werd gedechargeerd De resultaten van haar arbeid zijn. voora; uit geschiedkundig oogpunt, van groot gewicht. De duizenden pagina's lange verslagen van verhoren vormen een zeer rijke bron voor historisch onderzoek In enkele zaken heelt de enquêle-commissic. ondanks haar zorgvuldige wijze van arbeiden, geen opheldering kunnen of willen verschaffen. Op één punt met name is zij vat verschillende zijden scherp gekritiseerd. Ai-

1 roelstra

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

VU-Magazine | 487 Pagina's

VU Magazine 1976 - pagina 281

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

VU-Magazine | 487 Pagina's