GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1976 - pagina 373

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1976 - pagina 373

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Uü magazine 19 Van degenen die tijdens de kerkdienst met mede-gemeenteleden van gedachten zou willen wisselen zei 7 0 procent dat dit niet w e r d gerealiseerd in de kerkdienst. Iets dergelijks gold voor de uitspraak dat gemeenteleden eigenlijk betrokken zouden moeten worden bij het voorbereiden van preken. De kerkdienst is, aldus de onderzoekers „blijkbaar meer gericht op bepaalde systemen van opvattingen dan op andere. Juist omdat hierin duidelijke patronen zijn te onderkennen, is dit een riskante situatie. Het is maar niet zo, dat enkele hoogst individuele opvattingen niet aan bod komen, maar een bepaalde oriëntatie wordt niet gehonoreerd".

Së^*^ :x'iiS:r5^SBTVn^TTT^zrr irTrrx'-r-r ; i

ingewikkeld De onderzoekers vonden dus een samenhang tussen ervaringen in de kerkdienst (ervaart men er wat men belangrijk vindt) en betrokkenheid op de kerk aan de ene kant en het oordeel dat men over de kerkdienst heeft aan de andere kant. Men had echter nog lang niet alle factoren, die meespelen in het oordeel over de kerkdienst, te pakken. De veronderstellingen die bij de aanvang van het onderzoek werden geformuleerd, bleken niet fout te zijn geweest, maar de situatie was toch ingewikkelder dan men had gedacht. Zo bleek bijvoorbeeld dat de „religieuze opvattingen" van de ondervraagden grote invloed had op hun oordeel over de kerkdienst Uit de analyse van de gegevens bleek, dat er drie complexen van,,religieuze opvattingen" w a r e n ; ^ .„rechtstreeks ingrijpen van God en 2. „mondigheid"; 3. „maatschappelijke

geborgenheid": gerichtheid van

h\ / er ziin nog* / 6 wachtenden \ voor u. \

\

/

de kerk". Achter elk van die groepen ging een bepaalde opvatting schuil. Het bleek dat een sterk en direct verband bestond tussen groep 1 en 2 en het oordeel dat men had over de kerkdienst. Dat wilde zeggen: gemeenteleden die sterk instemden met uitspraken als: „Door middel van de preek spreekt God tot mij", „het Heilig Avondmaal is een versterking van mijn persoonlijk geloof" en „de preek moet uitzicht bieden op een andere werkelijkheid omdat daarvan veel steun uitgaat" (groep 1) waren meer geneigd de kerkdienst positief te beoordelen dan degenen die met zulke uitspraken niet of veel minder instemden. Tevens viel op, dat deze groep mensen een positiever oordeel hadden over de kerkdienst als geheel dan zij hadden over elk van de onderdelen. Voor hen had de kerkdienst blijkbaar een betekenis die uitging boven de waarde van de onderdelen samen. Geheel anders lag het bij de ondervraagden die het eens waren met groep 2, de „mondigheid". Stemde men in met uitspraken als: „gewone gemeenteleden mogen in de liturgie en in een kerkdienst een actieve rol spelen", en „tijdens een kerkdienst moet er ook gelegenheid zijn voor de gemeenteleden om met elkaar van gedachten te wisselen" dan was men meer geneigd een negatief oordeel uit te spreken over de kerkdienst dan degenen die met zulke uitspraken minder of niet instemden. Wat de derde groep betrof, de „maatschappelijke gerichtheid van de kerk" die speelde geen rol van betekenis in het oordeel dat men over de kerkdienst had. Of men nu instemde of niet met uitspraken als: „de preek moet stimulerend zijn voor het actief worden in belangrijke sociaal en politieke vraagstukken" en „van de kerk mag verwacht worden dat zij uitspraken doet over inkomensverdeling", het maakte weinig of niets uit voor het oordeel dat men over de kerkdienst had.

Diepere verschillen

•-< -''j,i/-^^'TU:^'^-

-v

l\^So

Het oordeel over de kerkdienst bleek dus niet alleen met de ervaringen in de kerkdienst of met de betrokkenheid op de kerk te maken te hebben, maar evengoed met bepaalde religieuze opvattingen die men koesterde. ,,Dat er een verband zou zijn. werd uiteraard wel vermoed, dat dit zo sterk is, frappeert toch wel. Opvattingen over de kerkdienst vormen blijkbaar een integraal deel van de godsdienstige opvattingen als zodanig. Dat betekent onder meer dat achter verschillen van mening over aspecten van de kerkdienst, andere diepere, in ieder geval algemenere verschillen schuil gaan", aldus de on-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

VU-Magazine | 487 Pagina's

VU Magazine 1976 - pagina 373

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

VU-Magazine | 487 Pagina's