GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1976 - pagina 123

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1976 - pagina 123

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

1 ^ magazine 33

Proefschrift over missie onder uitgestotenen in India

'Goede Boodschap' als onafhankelijkheidsverklaring „Toen ik in 1955 naar India ging, riep de gedachte dat ik in dat deel van de wereld m'n leven zou gaan wijden aan actieve deelneming aan de wereldwijde missie van de kerk, geen enkele twijfel bij me op. Weliswaar had de Indiase regering in die tijd het verstrekken van visa drastisch aan banden gelegd, maar dat had geen invloed op m'n overtuiging dat er, ondanks de moeilijkheden die te wijten waren aan de politieke ontwikkelingen, een onafzienbaar terrein lag voor missiewerk. Het klimaat dat toentertijd in de kerk heerste, versterkte die overtuiging nog. Men behoeft echter niet lang in een land als India te verblijven om te ontdekken in welk een vreemd positie een religieuze organisatie verkeert, die zich ten doel stelt ,.Goed Nieuws" te brengen in de veronderstelling dat niet-christenen er op zitten te wachten. Dit werd me duidelijk toen een hindoe-student vroeg, waarom ik had besloten in zijn land te gaan werken. Een antwoord in de geest van ,,gezonden zijn" of van het ,, wezenlijk missionaire karakter van het christelijk geloof', maakte weinig indruk op hem, want dergelijke uitspraken hadden hem nu juist tot zijn vraag gebracht. Het is gemakkelijk te begrijpen waarom dit zo is: zodra hij begint uit te leggen wat hij gelooft en wat de bronnen van zijn geloof zijn, wordt duidelijk dat nauwelijks van hem kan worden verwacht, dat hij uitziet naar iemand die hem „GoedNieuws"ïdi\ brengen, zeker niet wanneer dat een buitenlander is. Hij zal bewondering en respect tonen voor christelijke liefdadigheid en voor de onderwijs-instellingen, maar pogingen om een andere godsdienstige traditie te vestigen, zullen voor hem nauwelijks zinvol zijn, vooral niet wanneer die moeten leiden tot bekering van hindoe's of in stammen levende groepen. Aangezien de godsdiensten ,,?2/>f méér zijn dan even zovele wegen naar één en hetzelfde doel", wil hij nog wel zo ver gaan om te erkennen, dat het christendom in India, zoals het hindoeisme in Westen, ertoe zou kunnen bijdragen dit doel duidelijker, meer uitgesproken te doen zijn, in een gezamenlijke poging de godsdienst meer relevant en van meer betekenis te doen zijn in een wereld die door toenemende verwereldlijking en ongeloof gekenmerkt wordt. Enige jaren later woonde ik een missieconferentie in India bij, die door missionarissen

en missiologen werd bijgewoond. Een groot deel van de discussie ging over de noodzaak een,,dialoog" te voeren met niet-christenen en over de toenadering tot hun godsdienst en hun cultuur. Op basis van een diep respect en een positieve bewondering. De sprekers over dit onderwerp hadden vele contacten met hindoe-intellectuelen; ze beschikten over een diepgaande en uitgebreide kennis van het hindoe-isme. Het was dan ook geen wonder dat ze nogal negatief aankeken tegen het pant,, bekering", vooral wanneer het de uitgestotenen (paria's) of in stamverband levende groepen betrof. De term ,,rijstchristenen" dook een paar maal op, hetgeen hevig werd betreurd door degenen die onder deze groepen werkten. Het werd duidelijk uit deze en andere discussies, uit contacten met de intellectuele bovenlaag en de ongeletterde massa in steden en dorpen, dat men te maken heeft met verschillende werelden. De omschrijving van christendom en het doel van de christelijke missie wordt in hoge mate bepaald door de situatie waarin men leeft en werkt. Het hindoe-isme kan als godsdienstig systeem en als stelsel van waarden slechts bewondering en respect oproepen. De fundamentele ongelijkheid die bij het hindoe-isme als sociaal systeem behoort, heeft echter een groot aantal marginale groepen doen ontstaan, die zijn uitgesloten van deelneming aan het sociale en godsdienstige leven. Het zal daarom geen verbazing wekken dat in deze groepen pogingen worden ondernomen meer kansen te krijgen om toegang te verwerven tot een levenswijze die meer in overeenstemming is met wat zij beschouwen als een menswaardiger sociale en godsdienstige status. Wanneer ze dit doel niet kunnen bereiken binnen het sociale en religieuze sys-

Jarenlang werkte dr. J. Boel in India en Pakistan, waar hij als missie-pater vooral studeerde. Zijn eerste contacten met de VU stammen ook uit die tijd: hij kwam in contact met VU-medewerkers die betrokken waren bij verschillende projecten in Pakistan. Enige tijd geleden promoveerde dr. B oei aan de VU op een sociologisch proefschrift over de missie in I ndia. Een paar aspecten daaruit komen in het verhaal dat op deze pagina begint, aan de orde. teem van de hindoes, dan kan het zijn dat ze zich daaruit terugtrekken en zich wenden tot een andere godsdienstige traditie. De vraag hoe de aanwezigheid van de christelijke missie kan worden verantwoord moet daarom niet alleen worden benaderd vanuit het gezichtspunt van de groepen die een zodanige positie in de hindoe-samenleving innemen, dat ze ten volle kunnen delen in de rijkdom van de hindoetradities; de vraag moet ook worden gezien tegen de achtergrond en ervaring van de groepen die niet in zo'n bevoorrechte positie verkeren vanwege hun marginale sociale en religieuze status". ,

Opportunisme? Dit vrij uitvoerige citaat is afkomstig uit het proefschrift ,,Christian Mission in India", waarop enige tijd geleden pater dr. J. Boel aan de VU promoveerde. Treffend was, althans voor VU-magazine, dat een roomskatholiek geestelijke te kennen gaf dat het geen doen is een hindoe uit de hogere kasten te bekeren; tenminste even treffend was de beeldende term „rijst-christenen" voor bekeerhngeh uit de onderste lagen van de hindoesamenleving. Gaf die niet een zekere opportunisme weer? Betekende het niet dat de armen in India wanneer ze zich tot het christendom wendden, dit voornamelijk deden om er beter van te worden? Op vragen van VU-magazine in deze richting bevestigde dr. Boel dat er opportunisme te ontdekken was in de motieven van deze groepen. Maar hij meende tevens, dat er geen rangorde zou moeten worden gehanteerd tussen degenen die zich uit geestelijk motieven contact zoeken met het christendom en degenen die dat uit materiële motie-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

VU-Magazine | 487 Pagina's

VU Magazine 1976 - pagina 123

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

VU-Magazine | 487 Pagina's