GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1976 - pagina 162

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1976 - pagina 162

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

1 ^ mai^azine 28

zing met zich brachten; maar ook aan vaccinatie en aan de curatieve geneeskunde. Het zou onjuist zijn te stellen dat bij rustig afwachten ook de Oost-Afrikaanse cijfers zo zullen veranderen. Men doet zichzelf echter tekort door er geen moed uit te putten aangaande de mogelijkheid tot verandering. Aldus zagen wij een situatieschets en een historisch perspektief. Wij zullen ons van hieraf beperken tot de gezondheidszorg bij de pasgeborenen. Dit valt niet moeilijk want wij zagen reeds dat de neonatale sterfte steeds een aanzienlijk deel en zelfs een toenemend deel van de zuigelingensterfte beslaat: voor ontwikkelingslanden is dit 30-40%, voor Nederland rond 75 %. Nog een tweede beperking wil ik invoeren: in de derde wereld is de neonatale sterfte voor 10%, in Nederland is de neonatale sterfte voor 30 % en de perinatale sterfte voor 12 % te wijten aan aangeboren afwijkingen (Nederland 1972). Ik wil in dit bestek mijn aandacht niet in het bijzonder op deze groep richten. Wij konsentreren ons dus op de pasgeborenen zonder ernstige aangeboren afwijkingen. De vraag wordt: wat bedreigt zulk een welgeschapen pasgeborene in de eerste levensweken?

Welke bedreigingen? In het vervolg van zijn les zag dr. Versluys ervan af een lijst van ziekten en doodsoorzaken te geven. Wel ging hij in op een aantal uitdagingen. Als eerste was dat de „fysische uitdaging". Daarmee werd de afkoehng bedoeld waaraan de pasgeborene bloot staat: het is niet ongebruikelijk dat de (rectale) temperatuur daalt van ongeveer 38 graden Celcius vóór de geboorte tot 35,5 graden meteen daarna. Een dergelijke afkoeling activeert het zenuwstelsel en is belangrijk voor het begin van de ademhaling. Waimeer echter de afkoeling al te groot dreigt te worden, zal de pasgeborene tegenmaatregelen nemen. De eerste verdedigingslinie bestaat uit verminderde doorbloeding van de huid. Het onderhuidse vetkussen gaat functioneren als een isoleringslaag, die een koude, buitenste schil afsluit van een warme kern. In de meeste gevallen is deze maatregel voldoende. Maar wanneer een verminderde doorbloeding van de huid niet helpt, gaat het kind meer warmte produceren: de stof-

wisseling wordt intensiever en wordt soms zelfs tot het dubbele opgejaagd. Pas wanneer ook dit middel faalt, zal de lichaamstemperatuurdalen. Een pasgeboren kind van 2500 gram kan in een omgeving waar een temperatuur heerst van 32-33 graden volstaan met de „eerste verdedigingslinie". Is de omgeving 10 graden kouder, dus ongeveer 22 graden, dan zal de lichaamstemperatuur van de baby gaan dalen en zullen alle lichaamsfuncties trager gaan verlopen. Dr. Versluys vermeldde „ter verootmoediging" van zijn gehoor dat een pasgeboren, kortharig lam een temperatuurwisseling in de omgeving van dertig graden boven nul tot 50 graden onder nul kan opvangen en dat het daarbij de warmteproduktie niet slechts verdubbelt, zoals het kind, maar vervijfvoudigt. Dr. Versluys zei dat de onderzoekingen, die de laatste tien jaar zijn gedaan naar de fysische omstandigheden waarin de pasgeborenen terecht komen, van grote invloed zijn geweest op de directe gezondheidszorg van pasgeborenen. „Verplegen van vroeggeborenen in de neutrale temperatuurzone (dat is: een omgevingstemperatuur die niet lager is dan 32 a 33 graden) resulteerde in snellere groei, lagere mortaliteit (sterfte) en hogere rectale temperatuur". Maar niet alleen in de volledig uitgeruste couveusekamers en intensive-care ruimtes, zoals men die in Europese en Amerikaanse ziekenhuizen vindt, heeft deze nieuwe gerichtheid op de warmteregulatie zijn consequenties, aangepaste zorg voor pasgeborenen is mogelijk, overal waar kinderen geboren worden, ook zonder couveuses, ook zonder electriciteit. Dr. Versluys bracht vervolgens een „biochemische uitdaging" ter sprake. Het ongeboren kind is binnen de moeder verzekerd van een doorlopende toevoer van voedsel. Het groeit en het vormt voorraden in de vorm van een onderhuidse vetlaag en een reservevoorraad glycogeen (een bepaalde soort suiker). Voor de geboorte verbrandde het kind voornamelijk suikers. Na de geboorte schakelt het in enkele uren over van suiker — naar vetverbranding. Ook worden door het tekort aan suikers, enzymsystemen, nodig voor de omzeting van vetten en eiwitten in suikers, „wakker geschud uit hun intrauterine sluimer". Dr. Versluys zei, dat deze omschakeling niet

ongevaarlijk kan zijn voor de pasgeborenen die met onvoldoende voorraden ter wereld kwamen, bij voorbeeld de kinderen met ondergewicht of te vroeg geborenen. Hij herinnerde eraan hoe deze kinderen vroeger verhongeringsverschijnselen konden gaan vertonen: men hield toen veelal zeer langzaam opklimmende voedingsschema's aan. Bij hongerende personen is de stofwisseling gering, evenals de gewichtstoeneming en de schedelgroei. „Verscheidene onderzoekingen tonen", aldus dr. Versluys, dat wekenlange honger perioden onherstelbare schade aan het zich ontwikkelende zenuwstelsel kunnen aanrichten. Waarschijnlijk is dit effect des te meer uitgesproken indien niet alleen postnataal (na de geboorte) maar ook reeds prenataal een onvoldoende hersengroei plaats vond". Dat het hier niet uitsluitend ging om boeiende wetenswaardigheden: illustreerde dr. Versluys met een paar cijfers: 7 procent van de pasgeborenen in Nederland hebben een geboortegewicht van minder dan 2500 gram: in India zelfs meer dan 30 procent. Vroege en ruime voeding zou het eerste middel moeten zijn om de gevaren die kinderen met een laag geboortegewicht bedreigen, af te wenden. In sommige gevallen zal het nodig zijn om glucose, aminozuren en vetten niet via de mond. maar meteen in de bloedbanen toe te dienen. Dr. Versluys toonde zich voor die laatste mogelijkheid enigszins huiverig, maar achtte die in sommige gevallen toch noodzakelijk, wanneer er dan ook bijzondere voorzorgen zouden worden genomen. Eenderde uitdaging was de „mikro-biologischc". De keei-neusholte, het darmkanaal en de navelstomp van de pasgeborenen worden in enkele dagen na de geboorte door tal van mikro-organismen gekoloniseerd. Hoewel zijn immunologische weerstand in het begin nog niet optimaal is, doorstaat de normale, goed verzorgde baby deze uitdaging met glans. Ernstige infecties doen zich echter veel vaker voor bij te vroeg geborenen en bij onvoldoende verzorgde kinderen. „Flesvoeding", zo vervolgde dr. Versluys zijn openbare les, „doet de kans op infekten bijjonge zuigelingen in het grootste deel van de wereld aanzienlijk toenemen. Dit is goeddeels een kwestie van hygiëne. Daarnaast speelt de beschermende werking van het immunoglobuline A in moedermelk een rol.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

VU-Magazine | 487 Pagina's

VU Magazine 1976 - pagina 162

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

VU-Magazine | 487 Pagina's