GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1976 - pagina 83

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1976 - pagina 83

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

magaTJme S7

dere president zou onder de indruk raken van hun schijnbare beheersing van het probleemveld. Maar het gezonde verstand van de president zelf, is bij het nemen van de Juiste beslissing veel belangrijker dan het vakjargon en geïnstitutionaliseerde tradities van de professorale elite".

Opgepoetste cowboy Knappe koppen van de universiteit hebben vaak de spot gedreven met president Johnson, maar ook hij was als politicus wijs en intelligent. Prof. Eric Goldman, speciaal adviseur van de president, die kritisch werd nadat hij het Witte Huis had verlaten, was desondanks van mening dat Johnson een ,,extreem intelligente man" was. Zijn medewerkers aan de universiteit dachten er anders oven ,,Ze dachten dat ik m'n verstand verloren had. Zij dachten natuurlijk bij,,intelligent" aan „goed opgeleid" en — vrees ik — aan duf en hekrompen. Ze konden zich geen hersens voorstellen bijeen man die er als een opgepoetste cowboy uitzag". President Kennedy behoefde zich niet te verontschuldigen voor het feit dat hij een geboren politicus was, eerder ,,Iers dan van Harvard". President Johnson behoefde zich niet te gedragen als een academicus in het Witte Huis — de rol van totale poUticus lag hem beter. Politieke wetenschappers moeten zien af te komen van het idee dat ze moreel superieur zouden zijn; dat hun wetenschappelijke kennis superieur zou zijn; dat wetenschap hetzelfde is als intelligentie in de politiek. Wetenschappelijke kennis is niet beter, maar anders dan de kennis van de politicus. Elk streeft eigen doeleinden na. Wanneer de politieke wetenschappers dit verschil in gedachten houden, zullen ze de problemen beter op het spoor kunnen komen en mogelijk ook net zo snel als de politici met praktische, uitvoerbare oplossingen kunnen komen. (...). Academici moeten niet zo minachtend neerzien op de leke-politicus die door hen zijn teruggebracht tot een cliënt-status in het proces dat moet leiden tot hervorming van de politiek en de samenleving. De theoloog-filosoof Reinhold Niebuhr waarschuwde in de jaren-vijftig; „Het past de intellectuelen niet, zo minachtend te spreken over de praktijk van het staatsmanschap, vooral niet omdat hun

eigen staat van dienst sinds de achttiende eeuw zo droevig is geweest". Het is treurig dat president Kennedy deze waarheid niet onderkende toen hij medestanders uit Cambridge in dienst nam om zijn buitenlandse politiek te voeren. President Johnson had beter zijn eigen politieke instincten kunnen volgen dan zich te laten meevoeren in de academische dromen, het grote bedenksel over de Great Society.

Verschillen in taak Na het debacle van de academici in de politiek, moeten we de scherven opvegen en opnieuw de nadruk leggen op de verschillen in taak, de scheidingen tussen de roepingen. Wanneer een hoogleraar de universitaire wereld verlaat, behoeft hij zich niet langer verantwoordelijk te voelen tegenover zijn collega's aan de universiteit, maar wel tegenover zijn politieke superieuren. Hij moet overwegen ontslag te nemen, wanneer druk op hem wordt uitgeoefend zijn politieke integriteit geweld aan te doen. Zowel de behavioristen als de post-behavioristen (wetenschappehjke stromingen) menen dat een sociale wetenschapper die in de politiek gaat, als politicus of als adviseur, zich bij het regeren moet houden aan wetenschappelijke normen. (...). Men verwacht dan van de politicus-geworden-wetenschapper dat hij zich als wetenschapper in een publieke functie zal gedragen; dat hij moet voldoen aan wetenschappelijke criteria en rekenschap verschuldigd is aan de universitaire wereld. De relatie tussen wetenschap en politiek kan echter veel eenvoudiger worden gemaakt.

zodat het geweten van de academici veel minder wordt belast. Wanneer een professor in de politicologie of in de economie politicus wordt, of adviseur, tijdelijk of voor altijd, dan laat hij de universitaire wereld achter zich. Hij is niet langer aan wetenschappelijke normen gebonden, niet langer rekenschap verschuldigd aan vakgenoten. Wél is hij gebonden aan politieke normen en is hij onderworpen aan het oordeel van zijn politieke superieuren. Harold Lasswell verwacht van de academicus in de politiek alleen, dat hij zal bekend maken dat hij sociale wetenschapper is. ,, Wanneer een politicoloog bij een politieke partij is aangesloten dan is het niet zijn plicht om die partij te verlaten, maar wel om dit te vermelden voor elk publiek waarvan het vertrouwen in zijn uitspraken door deze kennis kan worden beïnvloed". Een dergelijke onthulling kan echter ook het tegenovergestelde effect hebben. Het publiek of de partij vindt zijn uitspraken dan misschien nog wetenschappelijker en gezaghebbender. Om eventueel onkritisch vertrouwen van de zijde van de partijleiders te vermijden is het veel eenvoudiger wanneer de wetenschapper duidelijk maakt, dat hij zich als politicoloog niet aan de partij verbonden acht. Zodoende behoeft geen poging te worden ondernomen om de eisen die de partij stelt en de professionele onpartijdigheid met elkaar te verzoenen.

Politieke kennis Voor veel mensen is de overgang van het universitaire leven naar de politieke wereld moeilijk. Ze hebben de neiging om de politiek binnen te komen als professor, want van politici hebben ze een lage dunk. „Voldragen beoefenaars van het vak politicologie verschijnen soms in Washington in de senaat of in het huis van afgevaardigden," aldus Lasswell. In de tijd dat hij dit schreef vond hij senator H. Hiunphrey daarvan „het meest duidelijke voorbeeld". Je krijgt de indruk dat senator H umphrey in zijn eerste jaren zijn collega-senatorer^ behandelde alsof ze z'n studenten waren. Hij gaf hun college. Eén keer toen hij „les gaf' over conservatisme en het gedrag van een oudere senator laakte, üep de hele senaat weg. Hij ging voort op z'n professorale weg en kreeg steeds de wind van voren, leed nederlaag op nederlaag. Na enig zelfonderzoek en na in de leer

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

VU-Magazine | 487 Pagina's

VU Magazine 1976 - pagina 83

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1976

VU-Magazine | 487 Pagina's