GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1977 - pagina 317

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1977 - pagina 317

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

MU magame?

rond de Middellandse Zee waar de meeste trekarbeiders vandaan komen, en daarbij wil uitgaan van terugkerende trekarbeiders, zal niet ver komen. Het komt er op neer, dat er weinig trekarbeiders terug gaan, dat van degenen die wèl teruggaan, niet mag worden verwacht dat ze in hun streek van herkomst een bedrijf(je) kunnen beginnen. Ook de economische oriëntatie van hun land „werkt" niet ,,mee". Maar al vormen de trekarbeiders zelf geen ,,ingang", ,,politiek motief' voor samenwerking vormen ze wel. Ten slotte profiteren de Westeuropese economieën, de Nederlandse incluis, van het feit dat duizenden trekarbeiders de produktiefste tijd van hun leven hier doorbrengen. Er is dus alle reden om „iets terug te doen'. Maar hoe en wat? Die vragen zijn, ook in een wijder verband dan de drie onderzoeksrapporten over Marokko, Tunesië en Turkije actueel. Daarom even een uitstapje naar het ontwikkelingsbeleid in ruimere zin. Vooral in kringen van ontwikkeUngswerkers-met-ervaring, maakt men zich zorgen over de afstand die bestaat tussen de officieel geformuleerde doelstellingen (in de belangrijkste wordt uitgesproken dat de hulp ten goede moet komen aan de mensen die het het meest nodig hebben, aan de minst bedeelden) en de praktijk. Als die afstand „te groot blijft, komt de geloofwaardigheid van de beleidsopties in gevaar, zowel in binnen- als in buitenland. Zover mag het niet komen", aldus de Landelijke Bezinningsgroep Ontwikkelingssamenwerking in een notitie die in mei werd geschreven. Men vindt, dat het doel niet kan worden bereikt, wanneer de organisatie en de uitvoering van de ontwikkelingssamenwerking niet drastisch wordt herzien. Er zou o.m. een veldapparaat opgebouwd moeten worden met min of meer permanent aanwezige bureau's in de landen waarmee wordt samengewerkt. Deze bureau's zouden de taken op zich moeten nemen, die nu zo goed en zo kwaad als het gaat (of in het geheel niet) door ,,Den Haag" of via de ambassades, wor-

den verricht: kennis vergaren over het land waarmee wordt samengewerkt; voortdurend speuren naar mogelijkheden voor samenwerking; administratief begeleiden van lopende samenwerkingsprogramma's; met een zekere zelfstandigheid kunnen beslissen ter bevordering van de slagvaardigheid; etc. ,,In elk gsval moeten de bureau's betrekkelijk onafhankelijk van de Nederlandse ambassade kunnen werken en dient al het mogelijke te worden gedaan om te voorkomen dat ze in het kielzog van de economische en politieke belangenbehartiging worden meegesleept"aldus de notitie.

Geïntegreerde ontwikkeling Waarmee zou zo een bureau zich kunnen bezighouden in de Tunesische problematiek? Volgens de onderzoekers zou vooral moeten worden gewerkt aan een ,,geïntegreerde rurale ontwikkeling", zeg maar; aan het leefbaar maken van het platteland; vooral zo, dat regio's zelf beter in het nodige kunnen voorzien. Tieleman: „Het werkloosheidsprobleem in Tunesië heeft heel duidelijk te maken met regionale ongelijkheid. Een minder ontwikkelde regio is voor alle mogelijke diensten en produkten afhankelijk van de stad. Wat er nog aan koopkracht in zo'n regio aanwezig is, verdwijnt naar de stad, gevolgd door de werklozen die in hun eigen regio hele-

maal niet aan werk kunnen komen. Wat wij nu zouden willen is, dat de koopkracht in een regio niet verdwijnt, maar wordt gebruikt voor de eigen ontwikkeling. Wanneer een klein plattelandstadjez'n eigen electriciën heeft, ofz'n eigen automonteur, z'n eigen meubelmaker, doe je een stapje in de richting van een soort groei die zich zelf ondersteunt. Daar komt bij, dat wanneer deze regio's ooit interessant willen worden voor grotere bedrijven, er toch eerst een aantal basis-voorzieningen zal moeten zijn. Ik heb fabrikanten gesproken die hevig betreurden dat ze ergens in een of ander gat waren gaan zitten: voor elke reparatie moest ze driehonderd kilometer over een barslechte weg afleggen". Voor zulke kleinschalige programma's kunnen particuliere hulporganisaties in Tunesië een belangrijke rol spelen als partners, in sommige gevallen zelfs beter dan overheidsinstellingen. ,,Deze organisaties kunnen eens een risico nemen. Een Tunesische ambtenaar zal niet gauw iets experimenteels op touw zetten, want hij loopt niet graag de kans dat er iets fout gaat. Particuliere organisaties hebben de belangrijke functie dat ze kunnen werken aan modellen die dan vervolgens, na gebleken succes, door de overheid kunnen worden overgenomen. En er moet nog veel geëxperimenteerd worden, want het is lang niet altijd even duidelijk wat er moet gebeuren en hoe dat moet."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1977

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1977 - pagina 317

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1977

VU-Magazine | 484 Pagina's