GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1977 - pagina 304

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1977 - pagina 304

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

l£l magazine 38

vereniging van predikanten een taak kunnen liggen in concrete bezinning op die twéé zaken: De noodzaak om recht op ruimte te realiseren, en de vraag: hoe? Ik kan nu alleen maar een paar aanduidende opmerkingen maken. De eerste is: we zullen juist als pastores van nu en straks moeten weten in welke cultuurfase we - terecht - die rechten claimen. Op een conferentie op de Hezenberg hoorde ik dr. C. Aalders deze term gebruiken: individueel ,,welzijns-belangrijkheidsgevoel". als aanduiding van wat hij noemde een mutatie in het wereldbewustzijn, zó allesomvattend dat niemand die nu leeft er aan ontkomt om het met die term aangeduide klimaat in te ademen. Ook wij niet. Dr. Fentener van Vlissingen schreef een jaar of vijf geleden in ..Wending" over precies hetzelfde, als ik het goed zie. Hij schrijft dat de psychiater in zijn spreekkamer in een veelheid van ontmoetingen een structuur ontwaart die voor onze huidige samenleving kenmerkend is, n.l. een eisende levenshouding, en hij gaf aan zijn artikel de titel mee: Rechthehben óp • . . als uitgangspunt van leven: Recht op pijnloosheid, frustratieloosheid, recht op wat men geluk noemt, op harmonie. Recht, zou je kunnen zeggen, op realisering van het eigen welzijnsbelang. Onverbiddelijk handhaaft men dat recht, dat dan voor geen appel op verantwoordelijkheid voor opdrachten en voor medemensen meer opzij gaal. Ik denk dat in dat klimaat het vermogen, het voorrecht tot kruisdragen en de bereidheid daartoe, wordt uitgehold door het steeds vanzelfsprekender recht op kruisloosheid. Nu, in dat klimaat haalt de predikant van nu, en zijn vrouw, en de gemeente, adem. Dat moet de pastor van nu en straks weten.

Recht op ruimte Nu herhaal ik: de predikant van nu kan alleen dan straks nog herder en leraar zijn als zijn recht op ruimte om zichzelf te kunnen zijn en blijven, wordt gerealiseerd. En in het deputaatschap waaraan ik ver-

bonden ben (deputaten voor werkbegeleiding van predikanten in de eerste fase van hun ambtelijke arbeid) gaat het er juist om eikaar collegiaal te helpen dat recht op eigen ruimte af te tasten en open te houden, voor nu beginnende predikanten opdat ze straks het nog kunnen zijn. Maar tegen de achtergrond van de typering van de tijd die Aalders en Fentener van Vlissingen geven, wordt de vraag nog kenmerkender: Wat bedoelen we dan, nu en straks, in deze tijd van dat ,,individuahstische welzijnsbelangrijkheidsgevoel" en dat vanzelfsprekende .,rechthebben-óp", als wij,.als pastores, zeggen: je zult niet pastor kunnen zijn zonder recht op ruimte? Hier luistert het wel nauw. Het gaat er om of we tegen dat recht op ruimte voor volstrekt harmonieuze, liefst zo stroefloos mogelijke, zelfhandhavende zelfvem'erketijking willen kiezen vóór recht op ruimte om als de mens die jij bent te kunnen dienen. Dat is een uiterst smalle weg, en ik denk dat we als collega's mét onze vrouwen elkaar nodig hebben om elkaar te leren daarover te lopen. Mag ik tegen de achtergrond van deze twee manieren van rechten-claimen nog eens dat rijtje van ,,rechten" langslopen?

De gemeente heeft recht op herderlijke zorg, maar de gemeente die haar pastoor claimt voor alle traditioneel gegroeide en vanzelfsprekend geworden verwachtingen, berooft zichzelf van haar meest essentiële recht: recht op een voorganger aan wie ze ruimte en tijd gegeven heeft om voor en met de gemeente de tijd waarin we leven evangelisch te doorlichten en telkens ook weer te ontmaskeren; dat is het recht om zo getroost op de uitdaging van de tijd in te kunnen gaan. De vrouw van de predikant: kan zonder erg, bezig zijn haar recht op eigen welzijnsbelangrijkheid te claimen; op haar rechten te staan: ik wil mijn man. en ik heb met zijn vak niets te maken. Maar zo krijgt ze minder dan waar ze evangelisch recht op heeft. Dat is het voorrecht om ruimte te vragen waarin ze zelf met haar man tastend haar eigen antwoord op haar/hun situatie mag gaan zoeken en daar tijd voor mag nemen; in plaats van het antwoord dat bij voorbaat al geformuleerd is door traditionalistisch voorgebakken verwachtingspatronen van gemeenten en dominees, waarbij zij te kort komt. maar ook haar man en dus de gemeente I Het huwelijk: dat kun je als pastorieechtpaar privatiseren naar de gangbare trend: huisje, tuintje, kindje en daar een muur

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1977

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1977 - pagina 304

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1977

VU-Magazine | 484 Pagina's