GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1977 - pagina 372

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1977 - pagina 372

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

1^ magadne 18

wie is de icapitein? De VARA-Ombudsman Johan van Minnen toonde zich, aan het slot van zijn uitzending op 6 december vorig jaar duidelijk verheugd. „Fijn", sprak hij, „ik dank u en ik hoop dat die openheid er ook komt. Dames en heren, wij zijn alweer ruim aan het einde van onze tijd. Ik zou zeggen, graag tot over veertien dagen". Weer leek een ambtelijke misstand uit de weg te zijn geruimd; weer had een bewindsman, in dit geval staatssecretaris Zeevaiking van justitie (d'66), beloofd stappen te zullen ondernemen en nog wel „binnen een zeer korte termijn, als het kan nog deze week". In de uitzending stond de Raad voor de Kinderbescherming ter discussie, of - nauwkeuriger gezegd - de rapporten die vanwege de Raad aan de rechter worden gezonden. Deze rapporten spelen een belangrijke rol wanneer de rechter uitspraak moet doen over bijvoorbeeld ernstige opvoedings- of echtscheidings-problemen in een gezin. De ouders en hun kinderen over wie deze rapporten gaan, spelen nauwelijks een rol bij de tot standkoming ervan en krijgen het in de meeste gevallen zelfs niet vooraf te lezen. In de bewuste uitzending trad ook mr. J.E. Doek, buitengewoon lector in het jeugd- en jeugdbeschermingsrecht aan de VU op. Dit kan niet meer, zei hij. Bij rapportage, „heb je te maken met een medewerker van de Raad en de mensen over wie dat rapport gemaakt wordt. Ik denk dat het dan belangrijk is, om die mensen de gelegenheid te geven over dat rapport mee te praten en mee te denken. En ik denk dat het dan ook alleszins redelijk is, om die mensen een leesrecht te geven". De staatssecretaris was het daarmee eens. Er kon en mocht geen twijfel over bestaan, „ d a t de betrokkene een rapport, dat over hem gemaakt is door de Raad van de Kinderbescherming, ter inzage krijgt. En wel ter inzage voordat het naar de rechter gaat". „Als het kan nog deze week" zou hij daarover „een duidelijke circulaire" sturen naar alle Raden van Kinderbescherming. Zulks geschiedde. Een brief !ag al klaar op het departement en die ging onverwijld op de post. Een paar maanden later, maart van dit jaar, volgde een circulaire waarin de gedragsregels rondom de rapportage verder werden uitgewerkt.

Twee kapiteins Het vraagstuk was de wereld uit, zo leek het. Doch als VU-magazine bijna een jaar later een gesprek heeft met mr. Doek - vorige maand aanvaardde deze zijn ambt aan de VU en gaf bij die gelegenheid een openbare les, die „Wat is een goede raad voor de toekomst" heette - blijkt het niet zo s i m pel te liggen. In dezelfde periode dat de staatssecretaris brieven en circulaires stuurde aan de negentien Raden in het land, kreeg hij te maken met een vader die onenigheid had met een van de Raden over de rapportage. De Raad in kwestie weigerde resoluut o m een groot aantal op- en aanmerkingen, die deze vader had op een door de

Raad vervaardigd rapport, mee te sturen naar de rechtbank. Zijn advocaat verklaarde de Raad liever niet voor de voeten te willen lopen en w e i gerde eveneens de stukken naar de rechtbank te sturen, zodat de vader het tenslotte zelf maar deed. Dezelfde weg moest nog eens worden bewandeld, toen er een aanvullend rapport van de Raad verscheen en de vader ook daarover zijn opmerkingen kwijt wilde. Mr. Doek: „Als zulke dingen kunnen gebeuren in een tijd dat er van het departement prachtige verhalen worden rondgestuurd over openheid, dan moet duidelijk worden, wie de dienst uitmaakt. Zulke voorvallen kunnen worden toegeschreven aan de structuur, waarin de minister van justitie zich verantwoordelijk voelt voor wat de Raden grosso modo wel of niet doen, terwijl de Raden voor de Kinderbescherming in autonomie hun beleid bepalen en zelf ook verantwoordelijk zijn. Je kunt niet twee kapiteins hebben op één schuit".

„Kinderdief" De Raad voor de Kinderbescherming heeft over het algemeen geen beste naam. Mr. Doek zei, dat het hem weinig moeite zou kosten een hele openbare les te vullen met gevallen waarin een Raad of raadsmedewerker is opgetreden op een manier, die de toets der kritiek niet kon doorstaan.„De raden", zei h\], „maken veel fouten, maar in nog veel meer gevallen doen zij nuttig en goed werk. Men dient hier uiterst voorzichtig tezijn metgeneralisaties. Dat betekent overigens niet, dat de gemaakte fouten te rechtvaardigen en daarop geleverde kritiek onterecht zou zijn. Raden moeten zich niet al te gemakkelijk van de kritiek afmaken. Alleen al daarom niet, omdat de Raad met mensen te maken heeft in vaak moeilijke omstandigheden

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1977

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1977 - pagina 372

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1977

VU-Magazine | 484 Pagina's