GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VU Magazine 1977 - pagina 190

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VU Magazine 1977 - pagina 190

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

\tt\ magaziiie 12

Dr. Roelf Haan:

Structurele hulp Het Hebreeuwse woord voor ,.gerechtigheid" is in de Griekse bijbelvertaling, de Septuaginta, niet altijd letterlijk vertaald; niet zelden staat er ..medelijden": vaak ook ..aalmoes". Nu kan het best zijn dat in bijbelse tijden, evenals in de middeleeuwen, de aalmoes niet iets was dat was overgelaten aan de filantropische willekeur van de souvereine gever, maar dat die een structureel maatschappelijke betekenis had of geacht werd te hebben. Dan kan die vertaling op zijn plaats zijn. Niettemin, zo lees ik in het boeiende boek van José P. Miranda, ,,Marx en de Bijbel. Kritiek op de filosofie van de onderdrukking", steekt daar meer achter. Het Griekse mensbeeld is een ander dan het bijbelse, en de Griekse maatschappijbeschouwing dus eveneens. In de eerste eeuwen van het christendom had het Griekse denken nog weinig invloed op de theologie van de kerk inzake rijkdom en armoede en de aard van de eigendom. De kerkvaders uit de vierde eeuw van onze jaartelling spraken nog onomwonden uit dat de geslachtsboom van de eigendom onherroepelijk teruggaat tot op ongerechtigheid en roof, dat de rijke een onrechtvaardige is ofwel hij die geërfd heeft van een onrechtvaardige, en dat hij aan de arme nooit iets kan ,,geven", alleen teruggeven wat hem eigenlijk reeds toebehoort. Ook de pauselijke encyclieken van de tegenwoordige tijd gaan van het oude kerkelijke ethos uit, dat de goederen der aarde er zijn voor ieders gebruik; het Vaticaans Concilie wijkt van deze lijn niet af, als het in de constitutie Gaudium et Spes uitspreekt de kerkvaders terecht leerden ,,dat de mensen verplicht zijn de armen te ondersteunen, en dat niet slechts met de goederen die ze over hebben. En wie in alleruiterste nood verkeert, heeft het recht om zich uit de rijkdommen van anderen van het noodzakelijke te voorzien. Daar zovelen in de wereld in hongersnood verkeren, dringt het heilig contilie er bij allen, particuheren en regeringen, op aan om, indachtig

de uitspraak van de vaders ,,Geef iemand die van honger dreigt te sterven te eten, want als je dit niet doet ben je zijn moordenaar", dat zij metterdaad hun goederen delen en ter beschikking stellen, al naar hun eigen mogelijkheden, zodat in de eerste plaats de armen worden geholpen, of het nu enkelingen of volken zijn, zodat die zich zelf kunnen helpen en ontwikkelen." Dit is duidelijke taal; een basis voor politie-reglementen en grondwetten tegelijk, die kennelijk te christelijk is om in welk christelijk land ook in de praktijk te kunnen worden gebracht. Hieruit spreekt besef voor de historie, en dus voor de betrekkelijkheid van de particuliere eigendom; een bijbelse aandacht voor het werkelijke lot van de arme. Dit is niet het bij de Grieken begonnen westerse humanisme, dat om Miranda te citeren, ,,een humanisme was en is dat bestaat in het denken, in de geest, en dat van esthetische aard is. Zijn „mens" is een abstractum (..), het is niet de werkelijke mensheid van vlees en bloed, van tranen en slavernij en vernedering en gevangenissen en onzegbaar lijden." Van de noodzaak van grootscheepse ontwikkelingshulp zijn wij in Nederland nu wel steeds meer en meer doordrongen. De kerken leren zien dat de achttiende- en negentiende-eeuwse vormen van filantropie hoe goed bedoeld ook, en hoe node ze in de gegeven situatie konden worden gemist, toch niet het ware zijn geweest: deze hulp was niet voldoende „structureel". Tegenwoordig zijn wij geneigd de laatste woorden uit het zojuist gegeven citaat uit Gaudium et Spes dik te onderstrepen: het gaat om zodanige hulp „zodat men zichzelf kan helpen en ontwikkelen." De mensen leren om op eigen benen te staan. Het sleutelwoord is: productiviteit. Wanneer ik probeer mijn korte Latijdsamerikaanse ervaring enigszins op mij te laten inwerken, dan heeft dat tot gevolg, dat ik bij deze, zo volwassen en van economisch inzicht getui-

gende theorie, een steeds groter vraagteken ben gaan zetten. De kerkelijke praktijk, waar ze zich geen mensbeeld construeert, maar de arme mens werkelijk ontmoet, is ook in zekere zin een andere geworden. Daar waar die arme niet wordt ontmoet, wordt op hem nog het mensbeeld toegepast van het kapitalisme: ..als je die mensen uit de achterbuurt te eten geeft, dan worden ze maar lui." Maar de realiteit — waarover dan ook steeds minder informatie en steeds meer propaganda wordt gegeven — is anders. Wanneer door een draconische arbeidswetgeving en een infiatiebestrijding die als middel erger is dan de kwaal, en daarnaast een volledige beroving van alle politieke rechten aan de armen het laatste eigen verdiende brood uit de mond wordt gestoten, dan wordt ook de westerse donorfilosofie een onhoudbare zaak. En zo wordt de eenvoudige uitdeling het enige structurele antwoord dat overblijft op de armoede. Het vorig jaar ontbonden Chileense Comité van de Solidariteit verzorgde als oecumenisch kerkelijk orgaan op 300 plaatsen permanente voedseluitdelingen aan 35.000 kinderen voor wie de Chileense economie geen ruimte meer liet; 40.000 personen ontvingen kerkelijke chirurgische hulp omdat van sociale voorzieningen voor hen geen sprake was. Filantropie? Victor Hugo beschrijft in het eerste hoofdstuk van zijn roman De Ellendigen de figuur van een bisschop die tot stelregel had: „Vraag niet naar de naam van degenen die om onderdak vraagt. Juist hij die een toevlucht zoekt zal het pijnlijk vinden zijn naam te noemen." Hij zou hem nog minder hebben kunnen vragen of hij wel een verantwoord project had gemaakt waarin de geboden hulp tot zijn recht zou kunnen komen. „Hij volgde", zegt Hugo, „niet de moeizame weg van het eindeloze denken, hij nam een kortere: die van het evangelie." Misschien — heel misschien — is er met de meeste kerkelijke en andere westerse ontwikkelingshulp wel degelijk iets fout: dat de donors zelf buiten schot blijven. Dat zij wel de 19e-eeuwse filantropie verwerpen, maar niet de kapitalistische maatschappijopvatting die haar omtrekken bepaalde. Dan moet van het huidige hulpdenken iets ernstigers worden gezegd dan voor het kerkelijk dienstbetoon uit de vorige eeuw: dat het niet consistent is. Dat men het eigen ontwikkelingsmodel aan de arme wil opleggen, opdat dat model zelf niet in gevaar komt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1977

VU-Magazine | 484 Pagina's

VU Magazine 1977 - pagina 190

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 januari 1977

VU-Magazine | 484 Pagina's